ECLI:NL:GHSGR:2002:AE4736

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200202301
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Oosterhof
  • J. Gerritzen
  • M. Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam inzake poging tot diefstal en poging tot doodslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, dat op 25 september 2001 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 16 maart 2001 in Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen een mobiele telefoon heeft geprobeerd te stelen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De verdachte heeft de armen van het slachtoffer vastgepakt, hem geslagen en geschopt, en dreigende woorden geuit. Tevens heeft hij met een vuurwapen geschoten, wat leidde tot verwondingen bij een ander slachtoffer. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat het vonnis van de rechtbank niet in stand kon blijven. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen, en de verdachte is verplicht tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een pistool dat is gebruikt bij de feiten.

Uitspraak

rolnummer 2200202301
parketnummer 1009107601
datum uitspraak 18 maart 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ?S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van
25 september 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het
onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 maart 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
1. dat hij op 16 maart 2001 te Rotterdam, op de openbare weg, de Brabantsestraat, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] en deze diefstal te doen voorafgaan en vergezellen en volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van het voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s) heeft/hebben
- de armen van die [slachtoffer 1] krachtig vastgepakt, en
- de telefoon van die [slachtoffer 1] vastgepakt, en
- aan voornoemde telefoon getrokken, en
- meermalen die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht geslagen, en
- met kracht in de buik van die [slachtoffer 1] geschopt, en
- dreigend aan die [slachtoffer 1] de woorden: "Geef je telefoon." en "Ik maak je dood.", toegevoegd, en
- een vuurwapen, aan die [slachtoffer 1] voorgehouden en getoond, en
- met een vuurwapen in de lucht geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op 16 maart 2001 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen naar, althans in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, ten gevolge waarvan hij, die [slachtoffer 2], in het been is getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. dat hij op 16 maart 2001 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 3], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. dat hij op 16 maart 2001 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 4], van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Plugge heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft samen met zijn mededaders gepoogd een man met geweld en bedreiging met geweld op de openbare weg te beroven van een mobiele telefoon, waarbij bovendien de verdachte met een pistool in de lucht heeft geschoten.
Tijdens de achtervolging van de verdachte en zijn mededaders door cafébezoekers, welke na dit incident ontstond, heeft zowel verdachte als één van zijn mededaders met een vuurwapen op korte afstand op de achtervolgers geschoten, waarbij één van deze achtervolgers in het been is geraakt. Het is slechts een kwestie van toeval en geluk, dat hierbij niet meer mensen gewond zijn geraakt, dan wel aan schotwonden overleden zijn.
Deze feiten zijn zeer ernstig en brengen gevoelens van onrust en angst met zich mee bij zowel de direct betrokkenen als in de samenleving.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 februari 2002, eerder is veroordeeld, onder meer, voor het plegen van een vermogensdelict met geweld, terwijl hij ten tijde van de onderhavige feiten nog in een proeftijd liep, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Anderzijds heeft het hof rekening gehouden met de betrekkelijk jeugdige leeftijd van de verdachte.
Het hof is, alles afwegend, van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
10. Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een pistool, merk Beretta, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien de bewezenverklaarde feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een jas en een washandje zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
11. Vordering tot schadeve[slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot bedragen van respectievelijk f. 1.018,95 en f. 10.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot
het - in eerste aanleg toegewezen - (totaal)bedrag van
f. 3.018,95, zijnde f. 1.018,95 aan materiële schadevergoeding en f. 2.000,- aan immateriële schadevergoeding.
De verdachte stelt zich met betrekking tot de materiële schade primair op het standpunt, dat het causale verband tussen het schieten door hem en de schade (te weten schade aan een broek, een onderbroek en verlies van
autosleutels) onvoldoende duidelijk is geworden en dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in diens vordering. Subsidiair refereert verdachte zich aan het oordeel van het hof voor wat betreft de materiële schade.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij, die in zijn been is geschoten en dientengevolge op de grond is gevallen, voldoende aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij, voor zover het de immateriële schade betreft, niet betwist tot een bedrag van f. 2.000,-. De vordering van de benadeelde partij kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof zal de tegenwaarde in Euro's van het in eerste aanleg toegewezen (totaal)bedrag van f. 3.018,95 toewijzen, te weten € 1.369,94.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.369,94 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36f, 45, 47, 57, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
14. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer een pistool, merk Beretta.
Gelast de teruggave van een jas en een washandje aan verdachte.
Wijst toe de vordering[slachtoffer]devergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
DERTIENHONDERDENNEGENENZESTIG EURO EN VIERENNEGENTIG CENT
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.369,94 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van zevenentwintig dagen.
Bepaalt dat door voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van € 1.369,94 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van € 1.369,94 komt te vervallen, alsmede dat door betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Gerritzen en Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2002.