rolnummer 2200148801
parketnummer 0975739100
ad informandum 0975739100
datum uitspraak 17 april 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 4 juli 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 april 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 10 primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte en de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 10 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. dat hij op 31 december 2000 te Bergschenhoek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld althans goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 1], een woning aan de [adres] te Bergschenhoek binnen is gegaan en vervolgens tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik moet geld hebben.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld bestond uit het meermalen met een vuurwapen schieten in de richting van die [slachtoffer 1];
2. dat hij op 01 oktober 2000 te Delfgauw, gemeente Pijnacker, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer f 500,=, een benzinebon van Shell en een rijbewijs), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het tonen van een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het met dat vuurwapen afvuren van meerdere kogels op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en die
[slachtoffer 3] en op de honden van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het boeien met handboeien van de polsen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] zeggen:
"Geld, geld" en "We hebben gehoord dat er hier een kluis is" en "Geld, anders schiet ik je kop er af";
3. dat hij op 27 oktober 2000 te Bergschenhoek, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een makita boormachine en een ericsson telefoon en een muntenverzameling en armbanden en een ring en een ketting, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld bestond uit
- het tonen van een vuurwapen aan die [slachtoffer 4] en
- het richten van dat vuurwapen op die [slachtoffer 4] en
- het tegen die [slachtoffer 4] roepen:
"Blijven staan, niet weglopen, niet weglopen, niet schreeuwen, niet weglopen";
4. dat hij op 25 april 1999 te Berkel en Rodenrijs, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ca. f. 100,- à f. 200,-), toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen werknemers/personeel van die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- tonen van een vuurwapen aan die werknemers/dat personeel en
- schieten met dat vuurwapen;
5. dat hij op 20 november 1999 te Bergschenhoek en/of andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 6] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededader met dat opzet
- die [slachtoffer 6] gezegd in een bestelbus te stappen en
- verhinderd/belet dat die [slachtoffer 6] die bestelbus zou verlaten en
- die [slachtoffer 6] tegen diens wil naar een parkeerterrein aan de [weg] vervoerd/gebracht en
- die [slachtoffer 6] gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en
- verhinderd/belet dat die [slachtoffer 6] die plaats zou verlaten;
6. dat hij op 20 november 1999 te Bergschenhoek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend
- schoten afgevuurd naast het hoofd van die [slachtoffer 6] en
- een vuurwapen getoond aan die [slachtoffer 6] en
- hierbij tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij het op moest lossen en
- tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat als hij hier met iemand over zou praten de familie [naam slachtoffer 6] er aan zou gaan;
7. dat hij op 26 december 2000 te Bleiswijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [C-weg 23] heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, waaronder een geldbedrag van f. 400,-, toebehorende aan [slachtoffer 7], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door via een raam die woning in te klimmen;
8. dat hij op 26 december 2000 te Bleiswijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [H-weg 174] heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (2 bankpasjes, 1 creditcard en f. 150,-), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het inslaan van een ruit van die woning;
9. dat hij op 26 december 2000 te Berkel en Rodenrijs tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [R-weg 209] heeft weggenomen een ring en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 8], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door het inslaan van een ruit van die woning;
10 subsidiair. dat hij in de periode van 05 januari tot en met 9 januari 2001 te Bergschenhoek, een motor (merk Kawasaki, kleur rood), voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die motor wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Feit 2: Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3: Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 4: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Feit 5: Medeplegen van het opzettelijk iemand weder-rechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.
Feit 6: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 7: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 8: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 9: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaar, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft gewapende overvallen gepleegd in woningen en een restaurant. De verdachte is er niet voor teruggedeinsd grof geweld te gebruiken jegens de slachtoffers en de slachtoffers met geweld te bedreigen. In het restaurant en in twee van die woningen heeft de verdachte geschoten, ten gevolge waarvan in de woningen gewonden -in één geval ernstig- zijn gevallen, terwijl bij de overval op 1 oktober 2000 de honden van de bewoners door verdachte zijn doodgeschoten. Tevens pleegde de verdachte een drietal woninginbraken, waarbij de bewoners afwezig waren.
Feiten als de onderhavige worden over het algemeen door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend ervaren en daarnaast brengen zulke feiten ook angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de burgers teweeg.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. De verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer belet uit een bestelbus te stappen en hebben hem meegenomen naar een parkeerterrein. Op dat parkeerterrein werd het slachtoffer gedwongen op zijn knieën te gaan zitten. Vervolgens zijn er schoten naast het hoofd van het slachtoffer afgevuurd. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader het slachtoffer zeer angstige momenten bezorgd.
Tenslotte heeft de verdachte een motor voorhanden gehad terwijl hij wist dat die van diefstal afkomstig was. Een dergelijk feit bevordert het plegen van diefstallen en berokkent aldus schade aan de slachtoffers.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omtrent de persoon en de persoonlijkheid van de verdachte opgemaakte rapporten, waaruit onder meer valt af te leiden dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Het hof is, alles afwegend, van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep erkend, dat hij zich ook heeft schuldig gemaakt aan andere, niet tenlastegelegde feiten.
Die feiten zijn door het openbaar ministerie onder parketnummer 0975739100 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof heeft op deze feiten acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte terzake van die feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
De inbeslaggenomen voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2, 3, 8, 9, 11 en 15, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, danwel deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1, 4, 5, 6, 10, 12, 13 en 14 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 17 zal het hof de teruggave gelasten aan [betrokkene].
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 7, 16 en 18 zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 45, 47, 57, 63, 282, 285, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 10 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAAR.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2, 3, 8, 9, 11 en 15.
Gelast de teruggave van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1, 4, 5, 6, 10, 12, 13 en 14 aan de verdachte.
Gelast de teruggave van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 17 aan
[betrokkene].
Gelast de bewaring van de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 7, 16 en 18 ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs Oosterhof, Gerritzen en Aler, in bijzijn van de griffier mr Prinsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 april 2002.