rolnummer 2200160201
parketnummer 0975730200
datum uitspraak 9 april 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van
13 juli 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 januari 2002 en 26 maart 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) jaar met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis en met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. dat hij op 18 augustus 1999 te 's-Gravenhage opzettelijk, een man, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, met een revolver meerdere, althans één, kogel(s) afgevuurd op het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden.
2. dat hij op 18 augustus 1999 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, een man, genaamd [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een revolver meerdere kogels heeft afgevuurd op/in de hals en/of de borst en de schouder van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Gelet op de lichaamsdelen waar [slachtoffer] door kogels is geraakt en de korte afstand waarop hij is beschoten verwerpt het hof de stelling dat de verdachte beoogde hem te raken ter hoogte van een vermeend kogelvrij vest.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
1. doodslag;
2. poging tot moord.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde handelde uit noodweer dan wel putatief noodweer.
De raadsman heeft ter onderbouwing van dit verweer aangevoerd hetgeen staat vermeld in zijn pleitaantekeningen waarvan een kopie aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van
26 maart 2002 is gehecht.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Gesteld al dat aannemelijk zou zijn dat de verdachte (meende) te moeten handelen tegen een, in de belevingswereld van de verdachte, aanval of dreigende aanval van [slachtoffer], dan strandt het beroep op noodweer dan wel putatief noodweer reeds omdat deze mogelijke aanval cq dreiging van [slachtoffer] niet wederrechtelijk was, immers, geboden door de noodzakelijke verdediging van E.S. [slachtoffer] die op dat moment, althans zeer kort daarvoor, door de verdachte onder vuur was genomen, althans werd beschoten. Het hof acht het overigens niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] een aanval tegen de verdachte had ingezet en evenmin dat de objectieve dreiging daartoe aanwezig was. In het bijzonder acht het hof het niet aannemelijk dat [slachtoffer] ter plaatse de beschikking had over een vuurwapen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De advocaat-generaal mr. Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van moord en poging tot moord zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaar met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen, I. [slachtoffer] en E.S. [slachtoffer], worden toegewezen tot de in eerste aanleg toegewezen bedragen van respectievelijk zevenduizendachthonderdzes gulden en tachtig cent (f. 7.806,80,--), uitgedrukt in euro's: drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57), en tienduizend gulden (f. 10.000,--), uitgedrukt in euro's: vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80).
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na een daartoe bekomen opdracht en vuurwapen, en op basis van een vooropgezet plan, in een café kogels afgevuurd in de richting van het bovenlichaam van een bezoeker van dat café. Als gevolg hiervan is deze bezoeker zwaar gewond geraakt. Nadat de verdachte op deze bezoeker had geschoten heeft hij zich omgedraaid en heeft hij op een tweede bezoeker geschoten. Deze bezoeker is als gevolg van het schieten van verdachte overleden. Geen van de slachtoffers was in werkelijkheid de persoon op wie de opdrachtgever van de verdachte kennelijk het oog had. Aan verdachtes handelen lagen financiële motieven ten grondslag; hem was een grote som geld in het vooruitzicht gesteld bij het succesvol uitvoeren van de opdracht. Verdachte heeft het gewonde slachtoffer en de nabestaanden van het dodelijke slachtoffer onbeschrijflijk veel leed toegebracht. Het gewonde slachtoffer, voordien een levenslustige jongeman, is invalide geworden, heeft zijn bron van inkomsten verloren en is financieel aan lager wal geraakt. Zijn levensloop heeft door toedoen van de verdachte een ongelukkige keer genomen. Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden in een publieke gelegenheid zeer schokkend voor de aanwezigen en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft na het plegen van de feiten niet meteen afstand genomen tot het milieu van zijn opdrachtgever.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn nog jonge leeftijd ten tijde van de feiten.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De inbeslaggenomen voorwerpen welke op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd 5 (5 stuks XTC) en 10 (een vertaling van een vals Lets geboortebewijs), dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen welke onder 1,4,8,9 en 11 op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd, te weten 1 (een diploma ten name van Sobin), 4 (een bivakmuts),
8 (een reinigingsset), 9 (een diploma ten name van Sobin) en 11 (een bivakmuts), zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd 3 (een Pools rijbewijs) en 6 (een Griekse reispas), zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten, nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren en deze kennelijk niet aan de verdachte toebehoren.
11. Vordering tot schadevergoeding
A. In het onderhavige strafproces heeft I. [slachtoffer], wonende aan de [adres] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade aan uitvaartkosten als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van zevenduizendachthonderdzes gulden en tachtig cent (f. 7.806,80,--), uitgedrukt in euro's: drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57).
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dat in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
B. In het onderhavige strafproces heeft E.S. [slachtoffer], wonende aan de [adres], zich als benadeelde partij, gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van twintigduizend gulden (f. 20.000,--).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van
tienduizend gulden (f. 10.000,--), uitgedrukt in euro's: vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80).
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van het nabestaande c.q. slachtoffer
A. Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57) ten behoeve van de nabestaande het slachtoffer M. [slachtoffer] te weten I. [slachtoffer], wonende aan de [adres]
B. Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80) ten behoeve van het slachtoffer E.S. [slachtoffer], wonende aan de [adres].
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen van 24c, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 287 en 289 het Wetboek van Strafrecht en op artikel 13A van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN (15) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak ingevolge een Nederlands verzoek tot uitlevering in detentie in het buitenland en in voorlopige hechtenis in Nederland is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen welke op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd 5 (5 stuks XTC) en 10 (een vertaling van een Lets geboortebewijs).
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen welke onder 1,4,8,9 en 11 op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd, te weten 1 (een diploma ten name van Sobin), 4 (een bivakmuts),
8 (een reinigingsset), 9 (een diploma ten name van Sobin) en 11 (een bivakmuts), aan de verdachte.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen voorwerpen welke op de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, zijn genummerd, 3 (een Pools rijbewijs) en 6 (een Griekse reispas), ten behoeve van de rechthebbende.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij I. [slachtoffer], wonende aan de [adres] tot het gevorderde bedrag van DRIEDUIZENDVIJFHONDERDTWEEENVEERTIG EURO en ZEVENENVIJFTIG (€ 3.542,57) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57) ten behoeve de nabestaande van het slachtoffer M. [slachtoffer] te weten I. [slachtoffer], wonende aan de [adres] welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van veertig (40) dagen.
Bepaalt dat door voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57) ten behoeve van de nabestaande van het slachtoffer M. [slachtoffer] te weten I. [slachtoffer], wonende aan de [adres] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van drieduizendvijfhonderdtweeenveertig euro en zevenenvijftig eurocent (€ 3.542,57) komt te vervallen, alsmede dat door betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij E.S. [slachtoffer], wonende aan de [adres], tot het gevorderde bedrag van VIERDUIZENDVIJFHONDERDZEVENENDERIG EURO EN TACHTIG EUROCENT (€ 4.537,80) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80) ten behoeve van het slachtoffer E.S. [slachtoffer], wonende aan de [adres], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van achtenveertig (48) dagen.
Bepaalt dat door voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80) ten behoeve van het slachtoffer E.S. [slachtoffer], wonende aan de [adres], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent (€ 4.537,80) komt te vervallen, alsmede dat door betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Mos-Verstraten in bijzijn van de griffier mr. Kloos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 april 2002.