ECLI:NL:GHSGR:2002:AE7904

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200222902
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koning
  • A. Silvis
  • C. Coster van Voorhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage inzake bedreiging met enig misdrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte was veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte had zich gepresenteerd als een overtuigingsdader die zich betrokken voelde bij de situatie van de Molukkers. Het hof overweegt dat, hoewel de betrokkenheid bij het lijden van anderen respect verdient, de verdachte de normen van de Nederlandse rechtsorde moet naleven. Het uitoefenen van bedreigingen aan het adres van Nederlandse bewindslieden is onaanvaardbaar en moet met kracht bestreden worden.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconstateerd dat een bepaalde zinsnede onvoldoende gespecificeerd was, wat leidde tot de nietigheid van dat deel van de dagvaarding. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en het bewijs van de bedreiging met enig misdrijf als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, ondanks het verweer van psychische overmacht. Het hof oordeelde dat de verdachte andere manieren had om aandacht te vragen voor de situatie op de Molukken en dat hij niet onder zodanige druk stond dat hij niet in staat was om de bedreigingen achterwege te laten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de eventuele uitvoering van de gevangenisstraf.

Uitspraak

rolnummer 200222902
parketnummer 0900402100
datum uitspraak 20 september 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] op [datum].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 september 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van tachtig uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 29 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Partiële nietigheid inleidende dagvaarding
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de zinsnede "de perso(o)n(en) die verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van de interventies op de Molukken" uit de inleidende dagvaarding onvoldoende gespecificeerd is.
Het hof acht het verweer gegrond. Naar het oordeel van het hof is bovenvermelde zinsnede uit de tenlastelegging nietig daar zonder nadere concretisering onvoldoende duidelijk is wie daarmee wordt of worden bedoeld, zodat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en met enig misdrijf tegen het leven gericht.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd, dat er psychische overmacht was op gronden zoals weergegeven in de aan het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep van 6 september 2002 gehechte pleitnotities.
Het hof heeft er begrip voor dat de verdachte zich machteloos voelde tegenover de aanvallen op zijn verwanten op de Molukken. Het is evenwel niet aannemelijk dat hij onder zodanige psychische druk stond dat redelijkerwijs niet van hem gevergd kon worden om bedreiging met enig misdrijf tegen het leven tegen de toenmalige minister-president Kok en de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen achterwege te laten. Er stonden aan de verdachte andere wegen open om aandacht te krijgen voor de als maar verslechterende situatie op de Molukken.
Op deze gronden kan het beroep op psychische overmacht niet worden gehonoreerd.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
10. Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de inleidende dagvaarding nietig zal worden verklaard voor wat betreft de zinsnede "althans de perso(o)n(en) die verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van interventies op de Molukken" en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 29 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij overweegt het hof in het bijzonder het navolgende.
De verdachte presenteert zich als overtuigingsdader, die diep meeleeft met de in het nauw gedreven Molukkers op de Molukken. De betrokkenheid bij het lijden van anderen verdient rechtens respect. Maar wanneer iemand door hem als goed beleefde doelen nastreeft, dient hij alhier wel de normen van de Nederlandse rechtsorde na te leven. Het uitoefenen van grove bedreigingen aan het adres van met name genoemde Nederlandse bewindslieden en hun naasten is rechtens onaanvaardbaar en dient met kracht te worden bestreden.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b, 14c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig voorzover het betreft de zinsnede "althans de perso(o)n(en) die verantwoordelijk worden gehouden voor het uitblijven van interventies op de Molukken" in het tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) MAANDEN.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van TWEE JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Silvis en Coster van Voorhout,
in bijzijn van de griffier mr. Van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2002.