ECLI:NL:GHSGR:2002:AE8240

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200025802
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Oosterhof
  • Gerretsen-Visser
  • Van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte door de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs, waaronder MDA, MDMA, amfetamine en cocaïne, en het meermalen bereiden en verwerken van deze middelen in de periode van 1 maart 2001 tot en met 10 juli 2001. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en een geldboete van ƒ 20.000,--. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de verdachte een XTC-laboratorium had opgezet en dat er bij een politie-inval een aanzienlijke hoeveelheid drugs is aangetroffen. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid meegewogen. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van aanzienlijke duur ondergaan voor soortgelijke feiten, wat zijn recidive onderstreept.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte doelbewust financieel voordeel heeft nagestreefd door het plegen van deze strafbare feiten, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde inhoudt. Ondanks dat de verdachte lijkt in te zien dat zijn handelen verwerpelijk is, heeft het hof besloten de eerdere veroordeling te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. Tevens is er een beslissing genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij een aantal voorwerpen aan het verkeer wordt onttrokken, maar het verlopen Nederlandse paspoort aan de verdachte wordt teruggegeven.

Uitspraak

parketnummer 1009004501
datum uitspraak 2 september 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 6 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 augustus 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete van ƒ 20.000,-- subsidiair 120 dagen hechtenis, met beslissing omtrent het inbeslag-genomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. dat hij op 11 juli 2001 te Ridderkerk opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 22.014 pillen bevattende MDA en/of MDMA en/of amfetamine en
- 17.745 gram poeder bevattende MDA en/of MDMA en/of cocaïne en
hoeveelhe(i)d(en) vloeistof(fen) bevattende MDA
althans een of meer materia(a)l(en) bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of
N-hydroxy MDA en/of amfetamine en/of cocaïne
zijnde MDA en MDMA en MDEA en MMDA en N-ethyl MDA en N-hydroxy MDA en amfetamine en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. dat hij in de periode van 01 maart 2001 tot en met 10 juli 2001 te Ridderkerk meermalen (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of verwerkt en/of bewerkt en/of vervaardigd,
een hoeveelhe(i)d(en) pillen en/of poeder(s) en/of vloeistof(fen)
bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of amfetamine,
zijnde MDA en MDMA en MDEA en MMDA en N-ethyl MDA en N-hydroxy MDA en amfetamine telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. De Wit heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat aan de verdachte geen geldboete zal worden opgelegd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een XTC-laboratorium opgezet en heeft dit laboratorium enkele maanden in werking gehad. Hij heeft meermalen middelen, vermeld op lijst I van de Opiumwet, geproduceerd. Voorts werd bij de verdachte - na de inval door de politie - een grote hoeveelheid van de bovenstaande middelen aangetroffen.
De onderhavige delicten leiden tot het gebruik van (synthetische) drugs, waardoor de volksgezondheid kan worden bedreigd en waardoor ook het plegen van vermogensdelicten door de gebruikers, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen, wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Mede gelet op de schaal waarop de onderhavige strafbare activiteiten zijn ontplooid, een en ander zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat de wijze van handelen van de verdachte een ernstige inbreuk op de rechtsorde inhoudt.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 5 augustus 2002, al eens tot een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft zelfs die eerder opgelegde straf nog niet (volledig) uitgezeten. In het voordeel van de verdachte laat het hof evenwel meewegen dat de verdachte thans het verwerpelijke van zijn handelen lijkt in te zien.
Het hof is dan ook van oordeel dat, mede gelet op de speciale en generale preventie, alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
- 1 Nederlands paspoort op naam van [naam];
- 1 Nederlands rijbewijs op naam van [naam];
- 1 Nederlands paspoort op naam van [naam];
- 1 Canadees paspoort op naam van [naam]
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen, met behulp waarvan de opsporing van de feiten is belemmerd, in strijd is met de wet.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen (verlopen) Neder-landse paspoort op naam van [naam] zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 2 en 10 van Opiumwet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer
- 1 Nederlands paspoort op naam van [naam];
- 1 Nederlands rijbewijs op naam van [naam];
- 1 Nederlands paspoort op naam van [naam];
- 1 Canadees paspoort op naam van [naam]
Gelast de teruggave van het (verlopen) Nederlandse pas-poort op naam van [naam] aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Gerretsen-Visser en Van Apeldoorn, in bijzijn van de griffier mr. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 september