parketnummer 0975307501
datum uitspraak 10 juli 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van
12 november 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 juni 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder
1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren en zes (6) maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4.Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde.
5.Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. dat hij in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 14 mei 2001 te Leiden heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk verkopen en afleveren en vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne
middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
terwijl hij verdachte leider van voormelde organisatie was;
2. dat hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 14 mei 2001 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. dat hij omstreeks 14 mei 2001 te Leiden een wapen van categorie III, te weten een revolver (van het merk Albion, type NO 2km uit 1943, serienummer c5548) kaliber .38 en voor dat wapen geschikte munitie van categorie III, te weten vier, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat bij de opsporing gebruik is gemaakt van een beperkte fotosamenstelling van uitsluitend aangehouden verdachten die bovendien erg op elkaar lijken. Op grond van deze omstandigheden acht de raadsman het gebruik van de fotosamenstelling onrechtmatig.
Voor zover de raadsman hiermee heeft willen betogen, dat de met de getoonde fotosamenstelling samenhangende belastende verklaringen van de diverse getuigen wegens onrechtmatige bewijsgaring als bewijsmiddelen buiten beschouwing dienen te blijven, verwerpt het hof dit verweer.
De enkele omstandigheid, dat uitsluitend foto's zijn gebruikt van aangehouden verdachten die bovendien erg op elkaar lijken, maakt de bewijsgaring niet onrechtmatig en de stelling van de raadsman vindt dan ook geen steun in het recht.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. HET ALS LEIDER DEELNEMEN AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN;
2. MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD.
3. HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III; EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, WET WAPENS EN MUNITIE.
9.Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan het leidinggeven aan een criminele organisatie die het oogmerk had de gebruikersmarkt voor harddrugs in Leiden te voorzien van die harddrugs en heeft zich voorts op grote schaal bezig gehouden met de handel in harddrugs.
De verdachte was hierbij uitsluitend gericht op eigen geldelijk gewin. Heroïne en cocaïne zijn stoffen die een groot gevaar vormen voor de volksgezondheid.
Tevens heeft de handel in drugs een aanzuigende werking voor vele vormen van criminaliteit en bezorgt ook veel overlast voor de maatschappij.
Daarnaast heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een revolver met bijbehorende munitie. Ook hiertegen dient streng te worden opgetreden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 juni 2002, naast veroordelingen voor een groot aantal vermogensdelicten eerder is veroordeeld voor het handelen in harddrugs, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen, welke ook nog eens in de proeftijd van de deels voorwaardelijke veroordeling in verband met de Opiumwet zijn begaan.
Ook ter terechtzitting heeft de verdachte er op geen enkele wijze blijk van gegeven het verwerpelijk van zijn handelen in te zien.
Het hof is dan ook met de advocaat-generaal van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een revolver, merk Albion, met 4 patronen, genummerd 1 op de aangehechte beslaglijst, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien de onder 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan met deze voorwerpen en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de nummers 2, 6, 7, 8, 11, 12, 18, 22, 23, 25, 26 en 30 op de aangehechte beslaglijst, zullen worden verbeurdverklaard, aangezien dit voorwerpen zijn die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, daar met behulp van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de onder 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 16 en 17 op de aangehechte beslaglijst zal het hof de teruggave gelasten aan [naam].
Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp onder nummer 21 op de aangehechte beslaglijst zal het hof de teruggave gelasten aan [naam].
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen voorwerpen de nummers 9, 15, 31 en 32 op de aangehechte beslaglijst zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en voorts op de artikelen 26(oud) en 55(oud) van de Wet Wapens en Munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp genummerd 1 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Verklaart verbeurd de voorwerpen genummerd 2, 6, 7, 8, 11, 12, 18, 22, 23, 25, 26 en 30 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave van het voorwerp genummerd 21 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst aan [naam].
Gelast de teruggave van de voorwerpen genummerd 16 en 17 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst aan
[naam].
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen genummerd 9, 15, 31 en 32 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Nievelt, Reinking en Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. Straathof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2002.