parketnummer 1010124101
datum uitspraak 28 juni 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 19 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 juni 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en over-tuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde 'poging tot moord'. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte de eerst afgeschoten kogel op [slachtoffer] heeft gericht en daarmee evenmin de voorbedachte raad haar te vermoorden.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1 primair dat hij op 21 mei 2001 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen, heeft geschoten in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair dat hij op 13 mei 2001 te Rotterdam aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een zware hersenschudding en een zware kneuzing op de heup en een gekneusde arm en een wond aan de onderarm en schaafwonden en kneuzingen op het hoofd) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen (telkens), met een steen, tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en een steen naar het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De verdachte heeft op 21 mei 2001 als ongeoefende schutter weglopend geschoten in de richting van [slachtoffer] en daarmee het aanzienlijke risico aanvaard aldus [slachtoffer] dodelijk te raken. Blijkens de hoogte van de kogelinslagen heeft hij zich toen niet beperkt tot schoten, gericht op het grasveld.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
2 primair : Zware mishandeling.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Renckens heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van de onder 1 tenlastegelegde 'poging tot moord' en het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft binnen het tijdsbestek van ruim een week een tweetal zeer ernstige geweldsdelicten gepleegd ten opzichte van het slachtoffer, zijn ex-vriendin en moeder van zijn kind. De verdachte heeft haar eerst zodanig mishandeld - door met een steen meermalen tegen haar hoofd en lichaam te slaan en door een steen naar haar te gooien - dat zij hier zwaar lichamelijk letsel aan over heeft gehouden. Toen hij een week later bij haar langs ging, heeft hij getracht om haar opzettelijk van het leven te beroven door met een pistool te schieten in de richting van het slachtoffer. Hierbij is het slechts aan het toeval te danken geweest, dat hij het slachtoffer niet heeft getroffen. Deze grove geweldsdelicten, gepleegd op klaarlichte dag in aanwezigheid van anderen, dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen daarnaast bij slachtoffers in het bijzonder en bij de burgers in het algemeen, angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 29 mei 2002, reeds tweemaal is veroordeeld voor het plegen een geweldsdelict, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onder-havige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde 'poging tot moord' heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Rutten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juni 2002.