parketnummer 0992587501
datum uitspraak 24 juni 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de
arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 30 oktober 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juni 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
dat zij op 06 juni 2001 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld respectievelijk welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het tonen van een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en
- het richten van dat vuurwapen op die [slachtoffer 1] en
- het vastpakken/beetpakken van die [slachtoffer 1] en
het (tegen de grond) duwen van die [slachtoffer 1] en
- het roepen: "Schiet dan" en
- het met dat vuurwapen afvuren van een kogel in de richting van die [slachtoffer 1] en
- het tonen van een (scherp) stuk glas aan die [slachtoffer 1] en
- het met dat stuk glas maken van een stekende beweging in de richting van die [slachtoffer 1]
en welk geweld zwaar lichamelijk letsel (een schotwond in het lichaam en een geperforeerde darm) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Geradts heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het initiatief genomen om met twee anderen, om geld voor drugsgebruik te bemachtigen, een juwelier te overvallen van wie zij wist dat hij alleen in zijn winkel stond. Dit gebeurde met zwaar geweld op klaarlichte dag, wat schokkend is. Zij wist dat een mededader een geladen pistool bij zich had gestoken en heeft zo de kans aanvaard dat zou worden geschoten. Toen het slachtoffer zich verzette, riep zij zelfs: Schiet dan. Vrij kort daarna heeft die mededader met zijn pistool het slachtoffer zo ernstig verwond, dat deze er ternauwernood, dank zij intensief medisch ingrijpen, het er levend van af heeft gebracht. De lichamelijke en geestelijke gevolgen voor het slachtoffer, die wellicht de door hem als asielzoeker met veel moeite opgebouwde zaak hierdoor zal moeten opgeven, zijn hoogst ernstig. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 juni 2002, al vele malen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten waaronder diefstallen en één maal een diefstal met geweld, hetgeen haar er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naast deze documentatie heeft het hof rekening gehouden met de haar blijkens arrest van de Hoge Raad d.d. 14 mei 2002, dat zich in het dossier bevindt, opgelegde straf.
Het hof heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Parnassia d.d. 5 september 2001, en op het psychologische rapport van drs. [naam] d.d. 8 oktober 2001. Deze laatste komt tot de conclusie dat ten tijde van het plegen van het delict bij verdachte geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, maar dat zij wel een gebrekkige ontwikkeling heeft zonder een uitgesproken persoonlijkheidsstoornis, zodat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het primair bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAAR EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Berkepeis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2002.