ECLI:NL:GHSGR:2002:AE8529

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
016-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bruijn-Lückers
  • A. Dusamos
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en bemiddeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak, die op 3 juli 2002 door het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 12 november 2001. De moeder, verzoeker in hoger beroep, wenst alleen het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, het gezamenlijk gezag wil handhaven. De ouders zijn in 1975 gehuwd en hebben samen drie kinderen, waarvan er één minderjarig is. De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.

De moeder heeft op 8 januari 2002 hoger beroep ingesteld. De vader heeft op 17 april 2002 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2002 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun procureurs. De Raad voor de Kinderbescherming heeft laten weten niet ter terechtzitting te verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, wat een belemmering vormt voor het gezamenlijk gezag. Het hof heeft daarom besloten tot verplichte bemiddeling, waarbij beide partijen hebben ingestemd.

De kosten van de bemiddeling worden door de partijen gedeeld, maar de moeder, die procedeert op basis van een toevoeging, hoeft haar deel niet zelf te betalen. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 30 november 2002, zodat de bemiddeling kan plaatsvinden. De deskundige, mr. C.A.R.M. van Leuven, is benoemd om de bemiddeling te begeleiden. Het hof heeft benadrukt dat niet meewerken aan de bemiddeling gevolgen kan hebben voor de uiteindelijke beslissing, aangezien het van belang is dat de ouders leren communiceren over het gezamenlijk gezag.

Uitspraak

Uitspraak : 3 juli 2002
Rekestnummer : 016-H-02
Rekestnr. rechtbank : 01-716
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in [het] zaak van
[appellante],
wonende te [X],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. B.C.V.J. van Leur,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [X],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. J.J.C. Klep.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 8 januari 2002 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 12 november 2001.
De vader heeft op 17 april 2002 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder is bij het hof een brief met bijlage(n) ingekomen, gedateerd 22 april 2002 en een telefaxbericht, gedateerd 4 juni 2002.
De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Den Haag, hierna te noemen: de raad, heeft het hof bij brief van 13 mei 2002 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 12 juni 2002 is de zaak mondeling behandeld. Beide partijen, bijgestaan door hun procureur, zijn verschenen.
De minderja-rige is vooraf in raadkamer gehoord.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De vader en de moeder zijn [in] 1975 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geboren:
[twee thans meerderjarige kinderen, geboren in 1977 en 1979] en
[het thans nog minderjarige kind], geboren [in] 1990, hierna te noemen: [het kind], die sinds het uiteengaan van partijen feitelijk bij de moeder verblijft.
Op 2 november 2000 heeft de raad een rapport uitgebracht.
Op 5 december 2000 is [het kind] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdzorg en reclassering.
Op 6 maart 2001 heeft de rechtbank te 's-Gravenhage het AJL te Gouda als gezinsvoogd benoemd. In het kader van de ondertoezichtstelling is een FORA-rapport aangevraagd, waarvan partijen thans nog in afwachting zijn.
Bij verzoekschrift dat op 1 februari 2001 bij de rechtbank te 's-Gravenhage is ingekomen, heeft de moeder onder meer verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken en uitsluitend de moeder met het ouderlijk gezag over [het kind] te belasten.
Bij de bestreden beschikking is tussen partijen onder meer de echtscheiding uitge-sproken en is het verzoek van de moeder tot vaststelling van het eenhoofdig gezag afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag over [het kind].
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover daarin het verzoek van de moeder om alleen met het ouderlijk gezag over [het kind] te worden belast is afgewezen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat voortaan alleen aan de moeder het ouderlijk gezag zal toekomen over [het kind]. De vader bestrijdt haar beroep en wenst het gezamenlijk gezag te handhaven.
3. Zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vader en de moeder totaal niet met elkaar kunnen communiceren, hetgeen een belemmering vormt voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Beide partijen beseffen echter dat het voor [het kind] van belang is dat partijen leren communiceren.
4. Gelet op het specifieke karakter van de problematiek en de ernst daarvan ziet het hof, zoals ter zitting reeds aan de partijen is meegedeeld, geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een verplichte bemiddeling. Beide partijen stemmen hiermee in.
5. De kosten van bemiddeling dienen door de partijen te worden gedragen, nu de door het hof voorgestelde bemiddelaar, mr. C.A.R.M. van Leuven, advocaat en procureur te Breda, niet voorkomt op de door de Raad voor Rechtsbijstand afgegeven lijst met mediators. De kosten worden bij helfte over de partijen verdeeld. De moeder procedeert echter op basis van een toevoeging, zodat haar deel door de griffier ten laste van 's-Rijks kas moet worden betaald. De vader heeft geen toevoeging, zodat hij zijn deel zelf zal moeten betalen. Alvorens de deskundige zijn werkzaamheden aanvangt, dient de vader de helft van het hierna te noemen voorschot ter griffie van het hof te deponeren.
6. Alvorens te beslissen zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 30 november 2002, teneinde de bemiddeling door mr. van Leuven te laten plaatsvinden, die de opdracht krijgt bemiddelingsgesprekken met de partijen te voren, met het doel de communicatie tussen hen over aangelegenheden betreffende [het kind] weer op gang te brengen en tot afspraken te komen omtrent de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Het hof gaat er daarbij van uit dat de deskundige het FORA-rapport en de gezinsvoogd in de bemiddeling zal betrekken. De deskundige heeft zich bereid verklaard deze bemiddeling op zich te nemen. Het hof heeft de partijen ter zitting voorgehouden dat het niet loyaal meewerken aan de bemiddeling consequenties zal hebben voor de door het hof te nemen beslissing, nu het in het belang van [het kind] is dat de partijen leren communiceren over de uitoefening van het gezamenlijk gezag.
7. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van de bemiddelingsgesprekken.
8. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
Het hof:
houdt de behandeling van de zaak aan tot zaterdag 30 november 2002, ter fine als vermeld onder rechtsoverweging 6 en 7;
benoemt tot deskundige mr. C.A.R.M. van Leuven, Prinsenkade 10, 4811 VB Breda;
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat door de vader de helft van het bedrag van € 2400,-, inclusief B.T.W., zal zijn gestort op bankrekeningnummer 1923.25.795 ten name van DS 537.A Arrondissement Den Haag, onder vermelding van naam en rekestnummer, als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek en dat de deskundige vervolgens, na bericht van het hof, zijn werkzaamheden zal aanvangen;
verzoekt de griffier de helft van het bedrag van € 2400,-, inclusief B.T.W., binnen twee weken te voldoen ten laste van 's-Rijks kas, als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de partijen binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de partijen het FORA-rapport ten aanzien van [het kind] zo spoedig mogelijk na het verschijnen hiervan ter beschikking van de deskundige zullen stellen;
Deze beschikking is gegeven door mrs. de Bruijn-Lückers, Dusamos en van Montfoort, bijge-staan door mr. Groenleer als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 3 juli 2002.