ECLI:NL:GHSGR:2002:AE8539

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
197-2-H-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Pannekoek-Dubois
  • A. van den Wildenberg
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding tussen partijen met betrekking tot de toepassing van de termijn van drie jaren

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 augustus 2002, gaat het om een verzoek tot echtscheiding van de vrouw, die in hoger beroep is gegaan. De vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. J.W. Wladimiroff-Nater, verzoekt de echtscheiding uit te spreken, terwijl de man, vertegenwoordigd door procureur mr. D. Regts, zich verzet tegen dit verzoek. De partijen zijn sinds maart/april 2000 duurzaam gescheiden, maar de man hoopt op een verzoening. De vrouw stelt dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, waaronder mishandeling en bedreiging, en vraagt om verkorting van de termijn van drie jaren, zoals bepaald in het Nederlandse Antilliaanse recht.

Het hof verwijst naar eerdere stukken en de tussenbeschikking van 26 september 2001. De vrouw handhaaft haar verzoek tot echtscheiding, ondanks het verzet van de man. De man heeft de beschuldigingen van de vrouw niet weersproken, wat het hof in overweging neemt. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan verweer van de man, concludeert het hof dat het verzoek van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken, toewijsbaar is.

In de beslissing spreekt het hof de echtscheiding tussen de partijen uit. Deze beschikking is gegeven door de rechters Pannekoek-Dubois, Van den Wildenberg en Labohm, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak : 14 augustus 2002
Rekestnummer : 197-H-01
Rekestnr. rechtbank : 00-4140
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellante],
wonende te [X], Nederlandse Antillen,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr.J.W. Wladimiroff-Nater,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [X], Nederlandse Antillen,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. D. Regts.
HET PROCESVERLOOP
Het hof verwijst voor de loop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 26 september 2001, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Nadien zijn de volgende stukken ingekomen:
- het standpunt van de man, van 12 oktober 2001;
- het standpunt van de vrouw, bij faxbericht van 3 november 2001;
- een reactie van de man op het standpunt van de vrouw, bij faxbericht van 15 april 2002.
VERDERE BEOORDELING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP
1. In hoger beroep dient thans naar Nederlands-Antilliaans recht het verzoek van de vrouw tot het uitspreken van de echtscheiding tussen haar en de man te worden beoordeeld.
2. Volgens het bepaalde in lid 2 van art. 150 van boek 1 BW van de Nederlandse Antillen, kan, indien uit het huwelijk een of meer nog minderjarige kinderen zijn geboren, echtscheiding op verzoek van een der echtgenoten niet worden uitgesproken tegen de wil van de andere echtgenoot, tenzij de echtgenoten ten minste drie jaren onafgebroken duurzaam gescheiden hebben geleefd. De partijen hebben blijkens de stukken sedert maart/april 2000 duurzaam gescheiden geleefd, zodat de termijn van drie jaren nog niet is verstreken.
3. De man heeft als zijn standpunt te kennen gegeven dat hij zich verzet tegen de door de vrouw gewenste echtscheiding, omdat hij nog steeds de hoop heeft dat de vrouw bij hem zal terugkeren.
4. De vrouw handhaaft haar verzoek tot echtscheiding, waarbij zij in haar schriftelijke reactie van 3 november 2001 naar voren heeft gebracht dat de man zich naar haar mening heeft schuldig gemaakt aan wangedrag zoals bedoeld in lid 3 van het toepasselijke art. 150 Boek 1 BW van de Nederlandse Antillen. In deze schriftelijke reactie heeft zij onder meer gesteld dat zij is mishandeld en bedreigd door de man. Zij verzoekt op grond daarvan de termijn van drie jaren te bekorten en de echtscheiding uit te spreken.
5. De man heeft de stelling van de vrouw, dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan wangedrag zoals bedoeld in art. 150 lid 3 Boek 1 BW, en het daarop gebaseerde verzoek de termijn van drie jaren te bekorten, niet weersproken.
6. Gelet op het vorenstaande is het verzoek van de vrouw, de termijn van drie jaren op grond van art. 150 lid 3 Boek 1 BW te bekorten en de echtscheiding uit te spreken, als onvoldoende gemotiveerd weersproken voor toewijzing vatbaar. Het hof zal dan ook de echtscheiding tussen de partijen uitspreken.
BESLISSING
Het hof:
spreekt tussen de partijen de echtscheiding uit.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Van den Wildenberg en Labohm, bijge-staan door mr. Verkuil als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 14 augustus 2002.