Uitspraak : 9 oktober 2002
Rekestnummer : 279-M-02
Rekestnr. rechtbank : 1481/2000
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [X] (Zwitserland),
verzoeker, tevens inciden-teel verweer-der, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. G.B.J. Montagne.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[geïntimeerde]L
wonende te [Y],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Taekema.
De vader is op 3 mei 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 6 februari 2002.
De moeder heeft op 6 augustus 2002 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appèl ingediend.
De vader heeft op 9 september 2002 een verweerschrift op het incidenteel appèl ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof aanvullende stukken ingekomen bij brieven van 25 juli 2002 en 27 augustus 2002.
De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Middelburg, hierna te noemen: de raad, heeft het hof bij brieven van 19 juli 2002 en 21 augustus 2002 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 18 september 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. N.O. Vogelaar, advocaat te Haarlem en de moeder, bijgestaan door mr. L. Knijff, advocate te Utrecht. De vader en de moeder hebben ter terechtzitting hun wederzijdse verzoeken aangevuld ten aanzien van de omgangsregeling.
Nadien hebben de vader, bij brief van 1 oktober 2002, en de moeder, bij brief van 2 oktober 2002, alsnog ingestemd met mediation.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De vader en de moeder hebben gedurende 10 jaar een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben tot november 1997 in Zwitserland samengewoond.
Zij hebben samen de volgende nog [drie minderjarige] kinderen:
[he[het oudste kind]te kind], geboren [in] 1989, verder: [het oudste kind],
[de twee jonsgte kinderen, gebiren in 1992 en 1996.]
De vader is de biolo-gische vader van de kinderen en hij heeft hen erkend.
Na het uiteengaan van de ouders woonden alledrie de kinderen aanvankelijk bij de moeder.
Bij beschikking van 16 januari 1998 heeft de Tribunal Tutélaire te Genève (Zwitserland) een tussen de ouders overeengekomen omgangsregeling bepaald tussen de vader en de kinderen.
Sinds 31 mei 2000 woont [het oudste kind] bij de vader in Zwitserland. De moeder is in augustus 2000 met [de twee jongste kinderen] naar Nederland teruggekeerd.
Op 1 juni 2001 heeft de Zwitserse rechter de moeder de "garde" over [het oudste kind] ontnomen.
De moeder heeft bij de rechtbank te Middelburg een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ingediend. De vader heeft daartegen verweer gevoerd en hij heeft een zelfstandig verzoek gedaan.
Bij tussenbeschikking van 4 juli 2001 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld.
De moeder heeft vervolgens haar inleidende verzoek herzien. Uiteindelijk verzocht zij- uitvoerbaar bij voorraad - ten aanzien van de omgang tussen de vader en [de twee jongste kinderen] te bepalen:
- dat de vader gedurende één weekend per maand in Zwitserland omgang heeft met de kinderen, waarbij zij op zondag tussen 18.00 uur en 19.00 uur weer terug zullen zijn in [Y];
- dat de kinderen tijdens de omgang zullen beschikken over identiteitskaarten en niet over paspoorten;
- dat de vader gedurende twee weken in de zomervakantie en gedurende één week in de kerstvakantie omgang zal hebben met de kinderen, dat de overige vakanties in onderling overleg tussen de ouders verdeeld zullen worden en dat de vader elke week van de vakantie telefonisch contact met de moeder zal opnemen;
- dat de vader op de zaterdagen dat er geen omgang is, om 17.00 uur telefonisch contact zal opnemen met de moeder, teneinde de kinderen in staat te stellen met hem en [het oudste kind] te spreken.
De vader heeft vervolgens zijn zelfstandige verzoek herzien. Uiteindelijk verzocht hij ten aanzien van de omgang met [de twee jongste kinderen] te bepalen:
- wanneer en hoe laat er telefonisch contact kan zijn tussen de kinderen en [het oudste kind];
- dat de kinderen in de herfstvakantie een week, in de Kerstvakantie twee weken, in de Paasvakantie één week en in de zomervakantie vier weken bij de vader zullen verblijven;
- dat de kinderen telkens wanneer zij met de vader op vakantie gaan, de beschikking zullen hebben over paspoorten;
- dat , en op welke wijze, de omgangsregeling voortgaat, waarbij de vader verzoekt de frequentie te verhogen, in die zin dat er eens per drie in plaats van eens per vier weken omgang is in Genève;
- dat de raad een onderzoek instelt of voortzet met betrekking tot de inhoud van de uiteindelijk vast te stellen omgangsregeling,
een en ander onder oplegging van een dwangsom aan de moeder.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat er omgang zal zijn tussen de vader en [de twee jongste kinderen]: gedurende één weekend per maand, waarbij de kinderen op zondagavond tussen 18.00 uur en 19.00 uur weer terug zullen zijn bij de moeder, alsmede gedurende de helft van de Nederlandse schoolvakanties, waarbij de moeder de kinderen in het bezit stelt van hun identiteitskaarten en waarbij de vader en/of [de twee jongste kinderen] in ieder geval éénmaal per week telefonisch contact opneemt/opnemen met de moeder.
Verder heeft de rechtbank bepaald dat de vader iedere zaterdagmiddag in de weekenden dat er geen omgang is om 17.00 uur telefonisch contact opneemt met de [de twee jongste kinderen], waarbij de moeder dient te bewerkstelligen dat de kinderen in de buurt van de telefoon zijn.
Het meer of anders verzochte is tenslotte afgewezen.
In een door de vader tegen de moeder aangespannen kort geding heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank te Middelburg bevolen dat de moeder de bestreden beschikking dient na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
- € 250,- voor elke keer dat zij met de fysieke omgang in gebreke blijft, tot een maximum van € 2.500,-, en
- € 75,- voor elke keer dat zij met de telefonische omgang in gebreke blijft, tot een maximum van € 750,-.
In de beslissing overweegt de voorzieningenrechter, dat toewijzing van de vordering in kort geding slechts geldt zolang de bestreden beschikking rechtens effect sorteert, en dat, indien dit hof in het onderhavige hoger beroep zal besluiten dat aan de omgangsregeling (voorlopig) geen, danwel een andere uitvoering gegeven moet worden, de gegeven voorlopige voorziening daarvoor dan wijkt.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en [de twee jongste kinderen].
2. De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat er omgang zal zijn tussen de vader en de kinderen gedurende één weekend per maand, waarbij zij op zondagavond tussen 19.00 uur en 20.00 uur weer terug zijn de moeder, alsmede de helft van de Nederlandse schoolvakanties, waarbij de moeder de kinderen in het bezit stelt van hun paspoorten;
- een dwangsom op te leggen aan de moeder voor iedere keer dat zij haar medewerking weigert te verlenen aan de omgangsregeling en/of het telefooncontact en deze dwangsom vast te stellen op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, mits dat bedrag niet lager zal zijn dan de dwangsom die aan de vader ten behoeve van de moeder zal worden opgelegd;
- vastlegging op een kalender wanneer er omgang tussen hem en de kinderen plaatsvindt, waarbij er ten aanzien van de vakantieregeling dient te worden uitgegaan van de officiële schoolvakanties en waarop wordt aangetekend dat in de maanden dat er omgang is in de vakantie ook nog omgang zal zijn in een weekend.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel dit beroep af te wijzen;
- te bepalen dat het telefonische contact in het weekend dat er geen omgang is tussen de vader en de kinderen plaats vindt op zondag om 17.00 uur;
- te bepalen dat de vader, wanneer hij met de kinderen naar het buitenland gaat, de moeder een week van te voren op de hoogte stelt van het vakantieadres;
- voor het geval dat het verzoek van de vader ten aanzien van de dwangsom wordt toegewezen, te bepalen dat de vader bij niet nakomen van de beschikking een dwangsom van € 450,- voor iedere dag, of de gedeelte daarvan, dient te voldoen;
- de gelasting van een onderzoek naar de omgang door de raad.
4. De vader heeft zich aan het oordeel van het hof gerefereerd ten aanzien van de verzoeken van de moeder betreffende een op te leggen dwangsom, waarvan de hoogte door het hof dient te worden vastgesteld en onder de voorwaarde dat de dwangsom niet verschuldigd zal zijn in geval van overmacht aan de zijde van de vader. Ook refereert hij zich ten aanzien van het telefonische contact op zondag. Tegen de overige verzoeken van de moeder heeft de vader zich verzet.
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken. De beide ouders zijn zeer betrokken op de (drie) kinderen, maar zijn niet in staat om ook maar over de kleinste details ten aanzien van de omgang overeenstemming te bereiken. Tussen de moeder en het oudste kind, dat bij de vader in Zwitserland woont, is al een geruime tijd geen contact meer. De moeder heeft ter terechtzitting betoogd, dat de twee jongste kinderen problemen hebben met de wijze waarop de zaken tussen de ouders zijn en worden geregeld. Over financiële zaken, maar vooral ook ten aanzien van het gezag en het omgangsrecht voeren en voerden de ouders in Nederland en in Zwitserland een groot aantal gerechtelijke procedures.
De ouders onderschrijven het oordeel van het hof, dat het door hen bij voortduring tegen elkaar procederen schadelijk is voor de kinderen. Evenzo onderschrijven zij 's hofs oordeel dat het schadelijk is voor de kinderen, dat de ouders het nergens met elkaar over eens kunnen worden.
6. Ter terechtzitting is gebleken, dat de ouders zich in beginsel kunnen vinden in forensische mediation, en dat zij bereid zijn de kosten van die mediation bij helfte te delen. Nu de ouders alsnog hebben ingestemd met mediation, zal het hof, alvorens te beslissen op de voorliggende verzoeken, de zaak in verband met de hierna op te leggen forensische mediation aanhouden tot zaterdag 28 december 2002 pro forma en daartoe een in Nederland gevestigde deskundige benoemen.
7. Het hof zal als deskundige benoemen: mevrouw drs. [H.], gevestigd [te] Leiderdorp, die de opdracht zal krijgen om bemiddelingsgesprekken met de ouders te voeren, teneinde de communicatie tussen hen weer op gang te brengen, waarna zij tot afspraken kunnen komen over de omgang en de andere aangelegenheden die hen verdeeld houden. De deskundige heeft zich bereid verklaard deze bemiddeling op zich te nemen. In samenspraak met deze mediator kunnen de ouders afspraken maken over de wijze waarop de in Nederland te houden mediationbijeenkomsten feitelijk zullen plaatsvinden. (Ter terechtzitting is aan de orde geweest dat het vanuit praktisch oogpunt de voorkeur verdient om de bijeenkomsten zo mogelijk op aaneengesloten dagen te laten plaatsvinden, zodat de reiskosten van de vader beperkt kunnen blijven.)
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van de bemiddelingsgesprekken.
8. Het hof wijst de ouders erop dat het niet loyaal meewerken aan de mediation consequenties zal hebben voor de door het hof te nemen beslissing, nu het in het belang van de kinderen is dat de ouders weer met elkaar leren te communiceren en het van de ouders verwacht mag worden dat zij zich daar voldoende voor inzetten.
9. Nu ter terechtzitting is besproken dat de kosten van eventuele forensische mediation bij helfte voor rekening van ieder van de ouders zullen komen, zal het hof dan ook bepalen dat ieder van de ouders de helft van het voorschot op de bemiddelingskosten, van € 3.000,- inclusief BTW, zal dienen te voldoen.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
houdt de behandeling van de zaak aan tot zaterdag 28 december 2002 pro forma, om redenen als hiervoor vermeld onder rechtsoverweging 6;
benoemt tot deskundige mevrouw drs. [H.], kantoorhoudende [te] Leiderdorp;
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet behoeft aan te vangen voordat door ieder der ouders de helft van het bedrag van € 3.000,-, inclusief BTW, zal zijn gestort op bankrekeningnummer 1923.25.795 ten name van Arrondissement 537 Den Haag (onder vermelding van: rekestnummer 279-M-02 en de naam van de ouder van wie de betaling afkomstig is) als voorschot op de nader te bepalen kosten van het deskundigenonderzoek en dat de deskundige vervolgens, na bericht van het hof, haar werkzaamheden zal aanvangen;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de vader en de moeder binnen één week na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de van hun zijde bij het hof ingekomen processtukken ter beschikking van de deskundige zullen stellen;
bepaalt dat de deskundige het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van de bemiddelingsgesprekken;
houdt iedere verder beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Stille en Van Leuven, bijge-staan door mr. Oostveen als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 9 oktober 2002.