parketnummer 0975728801
datum uitspraak 11 oktober 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 8 maart 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het
onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en
het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep
van dit hof van 12 augustus 2002 en 27 september 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven. Voorts is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
dat hij op 27 juli 2001 te Honselersdijk, gemeente Naaldwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Van der Schans heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[naam] en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gebruikmakend van zijn kennis van het bedrijf van [naam] en van de vertrouwensband die hij met deze had samen met een ander getracht [naam] te vermoorden door op hem met een geladen pistool te schieten. Het is slechts aan het toeval te wijten dat [naam] niet aan zijn verwondingen is overleden.
De wijze waarop dit feit door de verdachte en zijn mededader is uitgevoerd draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en daarnaast brengt het bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 augustus 2002, al eens is veroordeeld voor het plegen van een geweldsmisdrijf en wapenbezit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen. De proeftijd bepaald bij deze veroordeling was bovendien nog niet geëindigd ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de jonge leeftijd van de verdachte in aanmerking genomen.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], [adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van € 7.326,53, waarin begrepen een bedrag van € 550,- terzake van rechtsbijstandskosten.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij ad € 6.776,53 onvoldoende gemotiveerd betwist.
Het hof is ook niet gebleken - in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd - dat de ingestelde vordering in strijd met de bij de wet gestelde voorschriften ex artikel 51b Wetboek van Strafvordering is ingediend.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 550,-, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 6.776,53 ten behoeve van het slachtoffer [naam], [adres].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders
is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het primair bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], [adres], tot het gevorderde bedrag van ZESDUIZEND ZEVENHONDERD ZESENZEVENTIG EURO EN DRIEËNVIJFTIG EUROCENT
(€ 6.776,53)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op vijfhonderd vijftig euro (€ 550,-)- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
ZESDUIZEND ZEVENHONDERD ZESENZEVENTIG EURO EN DRIEËNVIJFTIG EUROCENT (€ 6.776,53)
ten behoeve van de benadeelde partij, welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 135 DAGEN.
Bepaalt dat door voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van € 6.776,53 ten behoeve van de benadeelde partij [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van € 6.776,53 komt te vervallen, alsmede dat door betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Stoker-Klein en Herstel, in bijzijn van de griffier mr. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 oktober 2002.