ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0667
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Verheij
- J. Oosterhof
- M. Reinking
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens beledigende uitlatingen over homoseksualiteit in islamitische context
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 november 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 8 april 2002. De verdachte, Khalil El Moumni, werd beschuldigd van beledigende uitlatingen over homoseksualiteit, gedaan tijdens een interview in het televisieprogramma Nova op 3 mei 2001. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden. De verdediging voerde aan dat de uitlatingen van de verdachte voortkwamen uit zijn geloofsovertuiging en dat hij zich baseerde op teksten uit de Koran en uitspraken van de profeet. Deskundigen, waaronder prof. dr. mr. R. Peters en prof. dr. E. Platti, bevestigden dat de opvattingen van de verdachte in lijn waren met traditionele islamitische opvattingen over homoseksualiteit.
Het hof concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte niet als beledigend konden worden aangemerkt, gezien de context waarin ze werden gedaan. De vrijheid van godsdienst, zoals verankerd in de grondwet en internationale verdragen, gaf de verdachte het recht om zijn opvattingen te uiten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet had aangezet tot haat of discriminatie, en dat zijn woorden niet als beledigend moesten worden geïnterpreteerd. De beslissing van de rechtbank om de verdachte vrij te spreken werd bevestigd, met aanvulling en verbetering van gronden. Het hof benadrukte dat de context van de uitlatingen cruciaal was voor de beoordeling van hun mogelijke beledigende karakter.