ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0783

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200021702
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Koning
  • Silvis
  • Mos-Verstraten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage inzake gewapende overval en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 november 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak betreft een gewapende overval op een woning in Moerkapelle op 7 maart 2001, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een gezin heeft bedreigd en goederen heeft gestolen. De slachtoffers, waaronder twee jonge kinderen, zijn op gewelddadige wijze overrompeld, wat heeft geleid tot aanzienlijke psychische schade en gevoelens van onveiligheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. Daarnaast is een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie omgezet in een gevangenisstraf van drie weken, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

rolnummer 2200021702
parketnummers 0975306701 en 0906833899 (TUL)
datum uitspraak 12 november 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 3 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 oktober 2002.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis en met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een bij vonnis van de kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage d.d. 7 juni 1999 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van een maand welke door de rechtbank is omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Van de zijde van de verdachte is een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, omdat er bij de opsporing sprake zou zijn geweest van stelselmatige informatie-inwinning middels burgerinfiltranten door de CIE zonder dat er een bevel als bedoeld in artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering was afgegeven, een en ander zoals nader in zijn pleitnotities omschreven.
Dit verweer wordt verworpen. De verdediging heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die aannemelijk maken dat de CIE door inschakeling van (door deze dienst gestuurde) informanten op stelselmatige wijze in de persoonlijke levenssfeer van de verdachte is binnengedrongen. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat er bij de opsporing in de onderhavige zaak sprake is geweest van stelselmatige informatie-inwinning middels burger-informanten in de zin van artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering.
Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
1. dat hij op 07 maart 2001 te Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer fl. 17.500,= en twee mobiele telefoons en twee laptops, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en familieleden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- meermalen richten en/of voorhouden van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en familieleden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- in de nek slaan van die [slachtoffer 1] en
- trachten de handen van die [slachtoffer 1] te knevelen en
- in een kast opsluiten van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- (daarbij) toevoegen van de woorden: "Dit is een overval" en/of "Waar is de kluis" en/of "Ga op de grond liggen. Ga op je knieën zitten met je handen op je rug";
2 subsidiair. dat hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2001 tot en met 7 maart 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een (bestel) auto, merk Nissan Sunny, kenteken AA-00-BB, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken.
Feit 2 subsidiair: Medeplegen van schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Renckens heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis van eerste aanleg, alsmede met beslissingen omtrent de benadeelde partijen als vermeld in het vonnis van eerste aanleg. Terzake van de vordering tot tenuitvoerlegging persisteert de advocaat-generaal.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de slachtoffers -een gezin bestaande uit vader, moeder en twee jonge kinderen- op gewelddadige wijze overrompeld en bedreigd en hebben de slachtoffers op buitengewoon bedreigende wijze een aanzienlijk geldbedrag en goederen afhandig gemaakt. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke overval nog gedurende lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden en voor kinderen geldt dit in verhevigde mate. Daarnaast brengen zulke feiten ook angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de burgers teweeg.
Bovendien heeft de verdachte een auto voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. Dit handelen van verdachte bevordert het plegen van diefstallen en berokkent grote schade aan de slachtoffers.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 juni 2002, meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 5 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van
ƒ 22.500,-.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
Voorts hebben zich in het onderhavige strafproces [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij gevoegd en elk een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van ƒ 7.500,-.
In hoger beroep zijn deze vorderingen wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De verdachte heeft de vorderingen van de benadeelde partijen betwist.
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaarde.
De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve in eurobedragen worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht met zijn mededader aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 tenlastegelegde strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.105,03 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], alsmede van drie bedragen van € 1.701,68 ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], in termijnen te betalen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 7 juni 1999 is de verdachte onder meer veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van een maand, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde straf, met dien verstande dat de jeugddetentie zal worden omgezet in een gevangenisstraf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Immers, de verdachte heeft de in de onderhavige strafzaak onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van een maand omzetten in een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken en de tenuitvoerlegging daarvan gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47, 57, 77k, 77dd, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van het voorwerp vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 5 aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het gevorderde bedrag van € 10.210,05 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag hoofdelijk met [mededader] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tot het gevorderde bedrag van € 3.403,35 per benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om deze bedragen hoofdelijk met [mededader] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in verband met hun vorderingen hebben gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.105,03 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen in dertien termijnen van twaalf keer € 400,- en één keer € 305,03, welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van honderd dagen.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van drie keer een bedrag van € 1.701,68 ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], te betalen in negen termijnen van acht keer € 200,- en één keer € 101,68, welke bedragen bij gebreke van betaling en verhaal telkens worden vervangen door hechtenis voor de tijd van vierendertig dagen.
Bepaalt dat betaling op een schuld aan een slachtoffer tevens geldt als betaling op deze schuld aan de Staat en omgekeerd.
Zet de bij vonnis van de kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 7 juni 1999 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van een maand om in een gevangenisstraf voor de duur van
DRIE WEKEN en gelast de tenuitvoerlegging daarvan.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr Prinsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2002.