ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0887
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. de Bruijn-Lückers
- A. Labohm
- C. Zeven-Postma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en kind na bemiddelingspogingen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank inzake de omgangsregeling met zijn kind. De moeder, verzoeker in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen. De vader, verweerder in hoger beroep, woonde destijds in Frankrijk en had niet loyaal meegewerkt aan de bemiddeling die door het hof was voorgesteld. Tijdens de zitting op 10 april 2002 werd het belang van communicatie tussen de ouders over de omgang met het kind benadrukt. De vader had echter niet gereageerd op de uitnodiging voor een bemiddelingsgesprek, terwijl de moeder wel had ingegaan op de uitnodiging. De vader stelde dat hij door zijn werk niet in staat was om aan de bemiddeling deel te nemen, maar het hof concludeerde dat hij zijn werk boven de belangen van het kind stelde.
Het hof had eerder op 8 mei 2002 een tussenbeschikking gegeven waarin de behandeling van de zaak was aangehouden om bemiddeling mogelijk te maken. Echter, na meerdere pogingen tot bemiddeling, bleek dat de vader niet bereid was om mee te werken. De moeder had wel voldaan aan de verzoeken van het hof en had blijk gegeven van bereidheid om de communicatie te verbeteren. Het hof oordeelde dat de vader niet had aangetoond dat de moeder onwillig was en dat zijn houding niet in het belang van het kind was.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de vader omgang mag hebben met het kind éénmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 19.30 uur. De beslissing benadrukt het belang van een goede omgangsregeling en de noodzaak voor beide ouders om samen te werken in het belang van hun kind.