ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0924

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200149001
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Oosterhof
  • Van Boven
  • Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam inzake meervoudige diefstal met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 februari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren voor meerdere feiten van diefstal met geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van mobiele telefoons, geldbedragen en voertuigen, waarbij de verdachte en zijn mededaders geweld gebruikten tegen de slachtoffers. De feiten vonden plaats in de periode van 17 november 2000 tot en met 30 november 2000 in verschillende plaatsen, waaronder Rotterdam, Spijkenisse en Capelle aan den IJssel. De slachtoffers werden bedreigd met wapens en onder dwang gedwongen om hun eigendommen af te geven. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, volledig toerekeningsvatbaar was en dat de gepleegde feiten de rechtsorde ernstig hadden geschokt. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Tevens werden verplichtingen tot betaling aan de Staat opgelegd ten behoeve van de slachtoffers. Het hof achtte de straf passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer 1006007900
datum uitspraak 20 februari 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 juni 2001
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 16 januari 2002 en 6 februari 2002.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 10 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen om-trent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van verplichtingen tot betaling aan de staat ten behoeve van de slachtoffers.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 10 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
1. dat hij in de periode van 17 november 2000 tot en met 18 november 2000 te Spijkenisse en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een autoradio en een zakmes, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer fl. 25,-) en een bankpas toebehorende aan die [slachtoffer 1] welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- uit de handen van die [slachtoffer 1] slaan van die mobiele telefoon en
- plaatsen en houden van een mes tegen de zij van die [slachtoffer 1] en
- het plaatsen en houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de nek van die [slachtoffer 1] en
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden "Achteruit, snel, snel, achteruit, nu, nu" en "Geld, geld pasjes, ik schiet je dood" en "Geef al je passen" en "Beter luisteren, want anders hang je" en "Je maakt mij helemaal pissig en straks rijden we naar een bos toe en dan schiet ik je helemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] dwingen uit zijn auto te stappen en plaats te laten nemen in de kofferbak van die auto en (vervolgens) (af)sluiten van die kofferbak;
2. dat hij in de periode van 15 november 2000 tot en met 18 november 2000 te Rotterdam en/of Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een ander een personenauto (merk Hyundai, type Excel) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wisten dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, verkregen goed betrof;
3. dat hij in de periode van 19 november 2000 tot en met 20 november 2000 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer fl. 110,-) en een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- die [slachtoffer 2] tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- plaatsen en duwen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de nek van die [slachtoffer 2] en
- aan die [slachtoffer 2] toevoegen van de woorden "Rijden, rijden, rijden" en "Voor je kijken" en "Geen geintjes want je gaat mee" en "Je blijft een kwartier liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 2] dwingen plaats te nemen in de kofferbak van haar auto en (vervolgens) (af)sluiten van die kofferbak;
4. dat hij in de periode van 20 november 2000 tot en met 21 november 2000 te Barendrecht en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot de afgifte van portemonnees en een sleutelbos en een autosleutel en bankpas(sen) toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- die [slachtoffer 3] van achteren vastpakken en
- drukken van een mes, tegen de keel van die [slachtoffer 3] en
- tonen aan en richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 3] in zijn auto duwen en
- aan die [slachtoffer 3] mededelen dat hij zijn portemonnee moest afgeven en dat hij moest doen wat er gezegd werd en dat hij wel de goede pincodes moest opgeven anders zouden ze zijn vrouw laten gillen en dat hij geen grappen moest maken en dat hij mee moest werken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 3] dwingen plaats te nemen in de kofferbak van zijn auto en (vervolgens) (af)sluiten van die kofferbak en
- naar beneden duwen van het hoofd van die [slachtoffer 4] en
- aan die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden "Hier die telefoon. Waar zijn de sleutels", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- aan die [slachtoffer 4] mededelen dat zij haar zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5. dat hij in de periode van 24 november 2000 tot en met 25 november 2000 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard en/of Barendrecht en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer fl. 125,-) en een mapje met creditcard(s) en een bankpas en een paspoort en een rijbewijs en een mobiele telefoon en huissleutel(s) en een leren tas (met inhoud) en een plastic tas (met inhoud) en een auto (Toyota Paseo), toebehorende aan [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van autosleutel(s) toebehorende aan die [slachtoffer 5], welk geweld en bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- (met kracht) terug in de auto duwen van die [slachtoffer 5] en
- tegen het gezicht van die [slachtoffer 5] slaan en/of stompen en
- aan de haren van die [slachtoffer 5] trekken en
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 5] en
- steken met een mes in het been van die [slachtoffer 5] en
- in een been van die [slachtoffer 5] bijten en
- aan die [slachtoffer 5] mededelen dat zij haar mond moest houden en dat zij als zij dat niet zou doen zou worden gestoken,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- aan die [slachtoffer 5] toevoegen van de woorden "Jij gaat nu met mij meewerken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 5] dwingen uit haar auto te stappen en plaats te nemen in de kofferbak van die auto en (vervolgens) (af)sluiten van die kofferbak en
- met tape de handen en benen en voeten van die [slachtoffer 5] samenbinden/vastbinden en de mond van die [slachtoffer 5] met tape afplakken en
- die [slachtoffer 5] met tape aan een struik vastbinden;
6. dat hij in de periode van 27 november 2000 tot en met 28 november 2000 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer fl. 400,-) en een bankpas toebehorende aan die [slachtoffer 6], welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- die [slachtoffer 6] (met kracht) terug in haar auto duwen en
-het hoofd van die [slachtoffer 6] met kracht tegen haar auto slaan en/of duwen en
- aan die [slachtoffer 6] toevoegen van de woorden "Werk mee en gil niet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- aan die [slachtoffer 6] mededelen dat zij niet mocht kijken en dat als zij mee zou werken er niets met haar zou gebeuren,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken wervel) heeft bekomen;
7. dat hij op 27 november 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken,
- onverhoeds portieren van de auto van die [slachtoffer 7] heeft open getrokken en in die auto heeft plaatsgenomen en
- aan die [slachtoffer 7] heeft getrokken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer 7] heeft gedrukt en
- aan die [slachtoffer 7] de woorden heeft toegevoegd "Rijden rijden" en "Niet doen niet doen, anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- aan [slachtoffer 8] de woorden heeft toegevoegd "Wegwezen, ik ga schieten" en/of "Ik ga schieten, ik wil wegkomen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8. dat hij op 30 november 2000 te Hellevoetsluis, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 9], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
- onverhoeds een portier van de auto van die [slachtoffer 9] heeft open getrokken en in die auto heeft plaatsgenomen en
- die [slachtoffer 9] meermalen tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen en
- die [slachtoffer 9] heeft gedwongen plaats te nemen op de achterbank van haar auto en
- aan die [slachtoffer 9] de woorden heeft toegevoegd "Ga zitten, hou je mond en hou je stil", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9. dat hij op 28 november 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het voornemen om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (een) goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 10], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
- de auto, waarin die [slachtoffer 10] zich toen aldaar bevond, heeft klemgereden en
- (vervolgens) naar de auto van die [slachtoffer 10] is gerend en
- heeft getracht een portier van de auto van die [slachtoffer 10] te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
11. dat hij in de periode van 17 november 2000 tot en met 30 november 2000 te Rotterdam en/of Barendrecht, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit hierna te noemen betaalautomaten heeft weggenomen de hierna te noemen geldbedragen, toebehorende aan de hierna te noemen personen, te weten:
- uit een betaalautomaat gelegen aan/nabij het Ganzerikplein een (totaal) bedrag van fl. 4000,00, toebehorende aan [slachtoffer 2] en
- uit een betaalautomaat gelegen aan/nabij de Binnenlandsebaan een (totaal) bedrag van fl. 2875,00, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en
- uit een betaalautomaat gelegen aan/nabij de Binnenlandsebaan een (totaal) bedrag van fl. 2000,00, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- uit een betaalautomaat gelegen aan/nabij de Rijnwaterstraat een (totaal) bedrag van fl. 4000,00 toebehorende aan [slachtoffer 6] en
- uit een betaalautomaat gelegen aan/nabij het winkelcentrum Keizerswaard een (totaal) bedrag van fl. 2.500,00 toebehorende aan [slachtoffer 1],
waarbij verdachte of zijn mededader telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) een gestolen betaalpas in de hiervoor genoemde betaalautomaten in te brengen en de aan de rechtmatige houder van die betaalpas opgegeven (geheime) pincode in te toetsen.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 bewezen-verklaarde levert op:
1, 4 en 5:
De voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, hetzij aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
2:
Opzetheling;
3:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, hetzij aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
6:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
7:
Poging tot diefstal, voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deel-nemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
8 en 9:
Poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Wesselink heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en het opleggen van de verplichtingen tot betaling van bedragen aan de staat ten behoeve van de slachtoffers zoals door de eerste rechter is bepaald, alsmede tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] tot respectie-velijk een bedrag van € 1.815,12 en € 2.722,68, met oplegging van de verplichtingen tot betaling van genoemde bedragen aan de staat ten behoeve van de slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8].
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft hoofdzakelijk samen met één mededader, en in één geval met twee mededaders, in een periode van ongeveer twee weken een groot aantal berovingen en pogingen daartoe gepleegd, waarbij de slachtoffers van die feiten zijn geconfronteerd met grof geweld en zeer ernstige bedreigingen, waaronder het tonen van een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De slachtoffers zijn hierbij gedwongen hun eigendommen af te staan of te laten afnemen. Bij de berovingen zijn de slachtoffers enige tijd van hun vrijheid beroofd. In de gevallen waarin de slachtoffers hun pinpas was afgenomen werden zij ook gedwongen de bijbehorende pincode te geven waardoor de verdachte en zijn mededader aanzienlijke geldbedragen van de rekeningen van hun slachtoffers konden opnemen. Dat de verdachte en diens mededader er bij het plegen van de feiten niet voor zijn teruggedeinsd om zeer grof geweld te gebruiken teneinde hun doel te bereiken mag blijken uit de omstandigheid dat één van de slachtoffers door het op haar toegepaste geweld een gebroken wervel heeft opgelopen, en een ander een bijtwond in het been.
Bovendien zijn enkele slachtoffers in de kofferbak van hun eigen auto opgesloten nadat zij in hun auto door de verdachte en zijn mededader waren overvallen. Één van de slachtoffers is zelfs 'ingetaped' achtergelaten.
Deze feiten zijn door de slachtoffers als zeer bedreigend en beangstigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededader hen hebben aangedaan.
Niet alleen de aard en de ernst van de gepleegde feiten, maar ook de wijze waarop die feiten zijn gepleegd, heeft de rechtsorde ernstig geschokt. Dergelijke feiten voeden ook bij uitstek gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen documentatieregister, in het verleden -ondanks zijn jeugdige leeftijd- al eerder is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, onder meer tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Tevens heeft het hof acht geslagen op het rapport van [naam], klinisch psycholoog, d.d. 9 april 2001 betreffende de verdachte, alsmede op het rapport van [naam], forensisch psychiater, d.d. 10 januari 2001, betreffende de verdachte, uit welke rapporten, in onderling verband bezien, moet worden afgeleid dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat, mede uit het oogpunt van generale en speciale preventie, op de onderhavige, zeer ernstige feiten, niettegenstaande de nog jeugdige leeftijd van de verdachte, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door eerste rechter is opgelegd en thans in hoger beroep door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht die straf passend en geboden.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben zich de navolgende benadeelde partijen gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten, te weten:
Terzake van feit 1:
[naam] tot een bedrag van f. 9.000,-, thans een bedrag van € 4084,02, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 2:
[naam] tot een bedrag van f. 1.537,-, thans een bedrag van € 697,46, als vergoeding van geleden materiele schade;
Terzake van feit 3:
[naam] tot een bedrag van f. 24,-, thans een bedrag € 10,89, als vergoeding van geleden materiele schade, en een bedrag van f. 7.500,-, thans een bedrag van € 3.403,35, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 4:
[naam] en [naam] gezamenlijk voor een bedrag van f. 6.470,26, thans een bedrag van € 2.936,08, als vergoeding van geleden materiele schade, en een bedrag van f. 10.000,- , thans een bedrag van € 4.537,80, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 5[naam] tot een bedrag van f. 2.356, thans een bedrag van € 1.069,11, als vergoeding van geleden materiele schade, en een bedrag van f. 6.000,-, thans een bedrag van € 2.722,68, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
terzake van feit 6:
[naam] tot een bedrag van f. 564,75, thans een bedrag van € 256,27, als vergoeding van geleden materiele schade, en een bedrag van f. 7.500,-, thans een bedrag van € 3.403,35, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 7:
[naam] tot een bedrag van f. 8.000,-, thans een bedrag van € 3.630,24, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 7:
[naam] tot een bedrag van f. 4.000,-, thans een bedrag van € 1.815,12, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
Terzake van feit 8:
[naam] tot een bedrag van f. 300,-, thans een bedrag van € 136,11, als vergoeding van geleden materiele schade, en een bedrag van f. 6.000,-, thans een bedrag van € 2722,68, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
In hoger beroep zijn deze vorderingen wederom aan de orde als volgt:
[naam] terzake van feit 1 tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van f. 9.000,-, thans een bedrag van 4084,02, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 2 tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van f. 1.537,-, thans een bedrag van 697,46, als vergoeding van geleden materiele schade;
[naam] terzake van feit 3 tot de in eerste aanleg gevorderde bedragen van f. 24,-, thans een bedrag van € 10,89, als vergoeding van geleden materiele schade, en f. 7.500,-, thans een bedrag € 3.403,35, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 4 tot de in eerste aanleg aan hem toegewezen bedragen van f. 3.920,26, thans een bedrag van € 1.778,94, als vergoeding van geleden materiele schade, en f. 5.000,- , thans een bedrag van € 2.268,90, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 4 tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van f. 5.000,- , thans een bedrag van € 2.268,90, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;[naam] terzake van feit 5 tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van f. 6.000,-, thans een bedrag van € 2.722,68, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 6 tot de in eerste aanleg toegewezen bedragen van f. 564,75, thans een bedrag van € 256,27,als vergoeding van geleden materiele schade, en f. 7.500,-, thans een bedrag van € 3.403,35, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 8 tot de in eerste aanleg toegewezen bedragen van f. 300,-, thans een bedrag van € 136,11, als vergoeding van geleden materiele schade, en f. 6.000,-, thans een bedrag van € 2.722,68, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam] is het hof door de mededeling op het voegingsformulier in hoger beroep van haar echtgenoot, de benadeelde partij [naam], gebleken dat zij, [slachtoffer 8], in tegenstelling tot haar echtgenoot [slachtoffer 7], geen voegingsformulier in hoger beroep heeft ontvangen. Het hof leidt uit deze mededeling af dat ook de benadeelde partij [slachtoffer 8] in hoger beroep haar in eerste aanleg ingediende vordering tot het daar gevorderde bedrag zou hebben gehandhaafd, indien zij een voegingsformulier zou hebben ontvangen.
Dat [naam] en en [slachtoffer 7] zich tijdig en op de volgens de wet voorgeschreven wijze als benadeelde partijen in het onderhavige proces hebben gevoegd is komen vast te staan op grond van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 8 juni 2001.
Het vorenoverwogene is bovendien ter terechtzitting in hoger beroep zijdens de verdachte niet weersproken.
Derhalve zijn in hoger beroep deze vorderingen wederom aan de orde als volgt:
[naam] terzake van feit 7 tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van f. 8.000,-, thans een bedrag van €3.630,24, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade;
[naam] terzake van feit 7 tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van f. 4.000,-, thans een bedrag van 1.815,12, als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
De verdachte heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen primair op het standpunt gesteld, dat deze niet-ontvankelijk behoren te worden verklaard in hun vorderingen, voor zover het betreft de immateriële schade, aangezien die niet van zo eenvoudige aard zijn, dat die vorderingen zich lenen voor behandeling in het strafgeding. Subsidiair behoren de vorderingen naar het oordeel van de verdachte te worden gematigd in verband met zijn draagkracht. Ten aanzien van de vorderingen [namen] heeft de verdachte voorts de materiële component van de vordering betwist tot een bedrag van f. 5.500,-, thans een bedrag van € 2.495,79, en ten aanzien van de benadeelde partij [naam] haar materiële schadevordering.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij [naam] terzake van feit 1 in redelijkheid en billijk-heid toewijsbaar tot een bedrag van € 2.722,68 als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [naam] voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk is in die vordering en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de door de benadeelde partij [naam] gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde.
De benadeelde partij [naam] dient derhalve niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding te worden verklaard.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam] terzake van het
onder 3 bewezenverklaarde feit materiele schade heeft gelden tot het gevorderde bedrag van € 10,89, zodat die vordering in zoverre kan worden toegewezen.
Voorts acht het hof het door de benadeelde partij [naam] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 3 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 2.722,68.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [naam] voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk is in die vordering en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam] terzake van het onder 4 bewezenverklaarde feit materiele schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 1.778,94, zodat die vordering in zoverre kan worden toegewezen.
Voorts acht het hof het door de benadeelde partij [naam] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 4 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 2.268,90.
Het hof acht het door de benadeelde partij [slachtoffer 4] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 4 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 2.268,90.
Het hof acht het door de benadeelde parti[naam] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 5 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 2.722,68.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam] terzake van het onder 6 bewezenverklaarde feit materiele schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 256,27, zodat die vordering in zoverre kan worden toegewezen.
Voorts acht het hof het door de benadeelde partij [naam] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 6 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 3.403,35.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij [naam] terzake van feit 7 in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,- als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [naam] voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk is in die vordering en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij [naam] terzake van feit 7 in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 2.722,68 als voorschot op een vergoeding van geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [naam] voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk is in die vordering en deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam] terzake van het onder 8 bewezenverklaarde feit materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 136,11, zodat die vordering in zoverre kan worden toegewezen.
Voorts acht het hof het door de benadeelde partij [naam] gevorderde voorschot op een vergoeding van de als gevolg van feit 8 geleden immateriële schade in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 2.722,68.
Het voorgaande brengt mee, dat de benadeelde partij [naam] dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil, en dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de overige benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof telkens begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die telkens door de strafbare feiten is toegebracht, ziet het hof aanleiding aan de verdachte telkens een verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag ten behoeve van het slachtoffer op te leggen op de wijze zoals hierna is vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 56, 57, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 11 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot het bedrag van € 2.722,68.
Verklaart de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk in die vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvanke-lijk in zijn vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van in totaal € 2.733,57.
Verklaart de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk in die vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van in totaal € 4.047,84.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 2.268,90.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde parti[naam] tot een bedrag van € 2.722,68.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde parti[naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van in totaal € 3.659,62.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 1.000,-.
Verklaart de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk in die vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 2.722,68.
Verklaart de benadeelde partij [naam] voor het overige niet-ontvankelijk in die vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van in totaal € 2.858,79.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [naam] in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichtingen op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van
- een bedrag van € 2.722,68 ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen;
- een bedrag van € 2.733,57 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen;
- een bedrag van € 4.047,84 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfenveertig dagen;
- een bedrag van € 2.268,90 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen;
- een bedrag van € 2.722,68 ten behoeve van het slacht-offe[naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen;
- een bedrag van € 3.659,62 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van veertig dagen;
- een bedrag van € 1.000,- ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van twintig dagen;
- een bedrag van € 2.722,68 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen;
- een bedrag van € 2.858,79 ten behoeve van het slacht-offer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van vijfendertig dagen.
Bepaalt dat door voldoening van een hiervoor opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden
door de verdachte of door de mede-verdachte van een bedrag ten behoeve van een slachtoffer, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van dat bedrag komt te vervallen, alsmede dat door betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij door de verdachte of door de mede-verdachte de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Van Boven en Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. Mulder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2002.