parketnummer 0975727401
datum uitspraak 26 november 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 maart 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 29 november 2001, 17 januari 2002 en 27 februari 2002 en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 november 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op 27 februari 2002 op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
dat hij op 15 juli 2001 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander met voorbedachte rade opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld door:
- meermalen met een houten stok/lat krachtig op het lichaam van die [slachtoffer] te slaan,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] door een ruit is gevallen,
tengevolge waarvan deze [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen-verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling met voorbedachte raad, welk feit de dood ten gevolge heeft.
9. Toelichting op de bewezenverklaring
Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat de verdachte en zijn broer de avond voor de fatale gebeurtenis een heftige ruzie hebben gehad met het latere slachtoffer. De verdachte heeft de volgende dag zijn broer wakker gemaakt met de mededeling dat hij naar een kantoor aan de [adres] zou gaan. Het was de verdachte bekend dat daar het slachtoffer verbleef. De broer van de verdachte, die de indruk had dat de verdachte naar het kantoor zou gaan om ruzie met het slachtoffer te gaan maken, heeft op dat moment besloten om mee te gaan. Gezamenlijk zijn zij naar dat pand gegaan, voorzien van een houten lat om daarmee het slachtoffer een lesje te leren. Uit dit voornemen is af te leiden dat de verdachte de tijd had zich te beraden op het te nemen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Op grond van het hiervoor genoemde acht het hof bewezen dat verdachte en zijn broer de mishandeling met voorbedachten rade hebben gepleegd.
Door de val door de ruit is bij het slachtoffer de slagader in zijn oksel doorgesneden en is hij in korte tijd doodgebloed.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Van Capelle heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn broer hebben in de ochtend na een heftige ruzie zich gezamenlijk begeven naar het slachtoffer, hun broer, om hem een lesje te leren. Zij hebben een houten lat meegenomen. In het gevecht dat toen tussen het slachtoffer en de verdachte is ontstaan, heeft de verdachte het slachtoffer met de houten lat geslagen waardoor deze door een ruit is gevallen. Een glasscherf daarvan heeft een slagader van het slachtoffer doorgesneden, hetgeen dodelijk bleek. De verdachte heeft het in doodsnood verkerende slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten en heeft zich, net als zijn broer, uit de voeten gemaakt in plaats van reddingspogingen te ondernemen.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Hij en zijn mededader hebben met hun handelen hun broer van het leven beroofd en hem een toekomst ontnomen. Het gewelddadige overlijden van het slachtoffer heeft naast gevoelens van verdriet bij zijn naasten vijandschap in de familie teweeggebracht. Bovendien hebben de verdachte en zijn mededader de in de samenleving bestaande gevoelens van angst en onveiligheid bevestigd en versterkt.
Het hof houdt er voorts rekening mee dat het verdachte is geweest die de klappen heeft uitgedeeld waardoor het slachtoffer zo ongelukkigerwijs ten val kwam, zodat hij een groter aandeel in het misdrijf heeft gehad dan zijn broer.
Het hof heeft acht geslagen op het psychiatrisch rapport d.d. 16 november 2001 opgemaakt door [naam], psychiater, die heeft geconcludeerd dat het tenlastegelegde feit volledig aan de betrokkene kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over en maakt die toe de zijne.
Ten gunste van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met het feit dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 augustus 2002 niet eerder voor het plegen van een misdrijf is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het meer subsidiair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Silvis en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier Van Pelt.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2002.