ECLI:NL:GHSGR:2002:AF2539

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
093-R-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. de Bruijn-Lückers
  • Y. Ydema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatie en echtscheiding tussen man en vrouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw werd uitgesproken en alimentatie werd vastgesteld. De man is op 5 februari 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 januari 2002. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2002 gerefereerd aan het verzoek van de man. De man en de vrouw zijn in 1999 met elkaar gehuwd en de vrouw had eerder een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend, waarin zij alimentatie vroeg. Dit verzoek werd echter ingetrokken. De rechtbank had in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken, die op 2 juli 2002 is ingeschreven, en had het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van alimentatie toegewezen.

In het hoger beroep verzoekt de man de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatie op nihil te stellen. Het hof overweegt dat de vrouw zich heeft gerefereerd aan het verzoek van de man, wat betekent dat het hof dienovereenkomstig zal beslissen. Het hof oordeelt dat de vrouw de tot op heden ontvangen alimentatie niet hoeft terug te betalen, gezien het consumptieve karakter ervan. Tevens merkt het hof op dat de veronderstelling van de man dat zijn verweer in de voorlopige voorzieningen ook geldt in de hoofdprocedure onjuist is, omdat in de hoofdprocedure een andere belangenafweging wordt gemaakt.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, en het inleidende verzoek van de vrouw wordt alsnog afgewezen. De vrouw hoeft de ontvangen alimentatie niet terug te betalen. Deze beschikking is gegeven door de rechters M. Labohm, A. de Bruijn-Lückers en Y. Ydema, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 november 2002.

Uitspraak

Uitspraak : 13 november 2002
Rekestnummer : 93-R-02
Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-4947
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [X],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. E.J.W.F. Deen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [X],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. T.G. Brown-Knip.
PROCESVERLOOP
De man is op 5 februari 2002 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 21 januari 2002.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn op 20 februari 2002 en 16 september 2002 bij het hof aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw is bij het hof een brief ingekomen, gedateerd 19 september 2002.
Op 20 september 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur en mr. C.W.F. Jansen, de advocaat van de vrouw. De vrouw is, hoewel daar-toe behoor-lijk opge-roepen, niet versche-nen. Ter terechtzitting heeft de advocaat van de vrouw medegedeeld dat de vrouw zich refereert aan het verzoek van de man.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
De man en de vrouw zijn [in] 1999 met elkaar gehuwd.
Op 2 oktober 2001 heeft de vrouw bij de rechtbank te Rotterdam in het kader van voorlopige voorzieningen verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een alimentatie dient te betalen van ƒ 750,- (€ 340,34) per maand, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek voorlopige voorzieningen van de vrouw heeft de man verweer gevoerd. Vervolgens heeft de vrouw dit verzoek ingetrokken.
Op eveneens 2 oktober 2001 heeft de vrouw bij de rechtbank te Rotterdam een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. Zij heeft onder meer verzocht te bepalen dat de man een alimentatie aan de vrouw dient te betalen van ƒ 750,- (€ 340,34) per maand, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht. De man is in eerste aanleg niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken die op 2 juli 2002 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van alimentatie toegewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de door de man te betalen alimentatie voor de vrouw op nihil te stellen.
2. Nu de vrouw zich ten aanzien van het verzoek van de man heeft gerefereerd zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
3. De tot op heden door de vrouw van de man ontvangen alimentatie hoeft de vrouw gelet op het consumptief karakter ervan niet terug te betalen.
4. Ten overvloede merkt het hof op dat de veronderstelling van de man dat zijn verweer gevoerd in de procedure voorlopige voorzieningen automatisch ook geldt in de hoofdprocedure, onjuist is. Een voorlopige voorziening is immers een ordemaatregel en in de hoofdprocedure wordt een andere belangenafweging gemaakt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zo-ver aan het oor-deel van het hof onder-worpen en, in zoverre opnieuw beschik-ken-de:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw alsnog af;
bepaalt dat de vrouw de tot op heden van de man ontvangen alimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, De Bruijn-Lückers en Ydema, bijge-staan door A. Snel als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 13 november 2002.