ECLI:NL:GHSGR:2002:AF2544

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
503-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Labohm
  • M. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • P. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en informatieregeling tussen biologische vader en niet erkende kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man, de biologische vader van twee minderjarige kinderen, tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De man verzoekt om een omgangsregeling en een informatieregeling met betrekking tot zijn kinderen, die niet erkend zijn. De moeder, de verweerster in deze procedure, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. De man heeft in zijn verzoek aangegeven dat hij de kinderen elke veertien dagen in het weekend en gedurende de zomervakantie bij zich wil hebben, alsook dat hij op de hoogte gehouden wil worden van belangrijke zaken zoals schoolresultaten en medische informatie.

Het hof overweegt dat, hoewel de man niet de juridische vader is, er wel sprake is van 'family life' in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit is gebaseerd op de langdurige affectieve relatie tussen de man en de moeder, de aanwezigheid van de man bij de geboorten van de kinderen, en het feit dat er regelmatig contact is geweest tussen de man en de kinderen. Het hof oordeelt dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en een informatieregeling.

De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting. De Raad voor de Kinderbescherming heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling. De behandeling van de zaak is aangehouden tot een pro forma zitting op 29 maart 2003. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de man is ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken.

Uitspraak

Uitspraak : 27 november 2002
Rekestnummer : 503-H-02
Rekestnr. rechtbank : 02-193
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [X],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. H.C. Grootveld,
tegen
[geïntimeerde]P,
wonende te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
PROCESVERLOOP
De man is op 18 juli 2002 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 2002.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De Raad voor de Kinderbescherming, vestiging 's-Gravenhage, hierna te noemen: de raad, heeft het hof bij brief van 30 september 2002 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 23 oktober 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. M.H. Aalmoes; en de raadsvrouwe van de moeder, mr. L.M.J. Verheul- Duijverman. De moeder is, hoewel daartoe behoor-lijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
Uit de moeder zijn geboren de thans nog minderjarige[kinderen, geboren in 1996 en 1998] hierna te noemen: de kinderen.
De man is de biologische vader van de kinderen. De kinderen zijn niet erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over de kinderen.
Op 28 december 2001 heeft de man de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen, inhoudende dat zij een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede minimaal drie weken aaneensluitend in de zomervakantie, de helft van de vakantie en zeven dagen per jaar in onderling overleg, althans een zodanige regeling te bepalen als de rechtbank in goede jusitite juist acht.
De moeder heeft tegen dit inleidende verzoek verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen inhoudende dat zij een weekend per veertien dagen van vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur bij hem zullen verblijven, alsmede drie weken aaneensluitend in de zomervakantie, de helft van de vakanties en zeven dagen per jaar in onderling overleg, althans een zodanige regeling die het hof vermeent te behoren;
alsmede een informatieregeling vast te stellen met betrekking tot de kinderen, inhoudende dat de moeder de man twee maal per jaar (zulks op 1 juni en 1 december van ieder jaar) op de hoogte stelt van:
- de schoolresultaten - door toezending aan de man van een kopie van het schoolrapport;
- de (sport)club(s) waar de kinderen naar toe gaan;
- andere buitenschoolse activiteiten;
- eventuele ziekenhuisopnamen en/of bezoeken aan medisch specialisten;
alsmede dat de moeder de man twee maal per jaar een (portret)foto stuurt tezamen met een door de kinderen geschreven (ansicht)kaart en/of brief,
althans een zodanige informatieregeling als het hof in goede justitie juist zal achten.
2. De standpunten van de moeder ten aanzien van het verzoek van de man zijn door de raadsvrouwe van de moeder ter zitting naar voren gebracht. Zij stelt zich op het standpunt (primair) dat er geen sprake is geweest van family life tussen de man en de kinderen, danwel (subsidiair) dat indien het hof van oordeel zou zijn dat er sprake is geweest van family life tussen de man en de kinderen, de man door zijn handelen het recht heeft verspeeld zich op het bestaan van family life te beroepen. Voor het geval het hof de man ontvankelijk zou achten in zijn verzoek, voert de moeder aan dat omgang tussen de man en de kinderen schadelijk voor de kinderen zou zijn, gelet op de angst die de moeder voor de man heeft en de spanning die bij de moeder en daarmee ook bij de kinderen aanwezig zijn. Een belangrijke oorzaak voor deze angst en spanning vormt volgens de moeder de mishandeling van de moeder door de man. Nadat de man de moeder op 24 juli 2000 een zodanige klap heeft gegeven, dat haar neus brak, voor welke mishandeling de man door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, is de relatie tussen de man en de moeder definitief verbroken.
3. Het hof overweegt als volgt.
Aangezien de man niet de juridische vader van de kinderen is, dient zijn verzoek tot het treffen van een omgangsregeling te worden beoordeeld aan de hand van art. 1:377f BW. Om de man in zijn verzoek om omgang en informatie te kunnen ontvangen, is vereist dat de man in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, met andere woorden dat er family life in de zin van art. 8 EVRM is tussen de kinderen en de man.
Het hof is, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat tussen de man en de kinderen vanaf de geboorte van de kinderen family life is ontstaan. Hierbij neemt het hof in aanmerking:
- dat tussen de moeder en de man sprake is geweest van een langdurige affectieve relatie (in elk geval vijf jaar), ongeacht of zij in officiële zin hebben samengewoond, waarover de meningen van de man en de moeder verschillen;
- dat onbetwist is dat de man de verwekker is van beide kinderen;
- dat onweersproken is dat de man aanwezig is geweest bij de geboorte van beide kinderen;
- dat blijkens de stukken de man de geboorte van beide kinderen heeft aangegeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand;
- dat onbetwist is dat tussen de man en de kinderen in elk geval tot het incident op 24 juli 2000 regelmatig contact is geweest ;
- dat de man onweersproken heeft gesteld dat hij de kinderen graag wilde - en nog steeds wil - erkennen, maar dat de moeder en hij om financiële redenen hadden besloten daarmee te wachten totdat ze (de moeder en de man) van school af waren.
4. Het hof is voorts van oordeel dat de mishandeling van de moeder door de man - welk incident in elk geval op 24 juli 2000 heeft plaatsgevonden -, waarmee de relatie tussen de man en de moeder zeer problematisch is geworden danwel geheel is verbroken, niet kan leiden tot de conclusie dat het family life, dat tussen de man en de kinderen is ontstaan, daarmee eveneens is verbroken danwel dat de man zich daarop rechtens niet meer zou mogen beroepen, nu de man verdere mishandelingen ontkent.
5. Op grond van het vorenstaande is de man ontvankelijk in zijn verzoek tot zowel het vaststellen van een omgangsregeling als het bepalen van een informatieregeling.
Het hof zal de informatieregeling zoals door de man verzocht, in zijn geheel toewijzen. Ten aanzien van de verzochte omgangsregeling zal het hof de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Den Haag, verzoeken een onderzoek te doen, waartoe de verdere behandeling zal worden aangehouden.
6. Een en ander leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw beschik-kende:
verklaart de man ontvankelijk in zijn verzoek tot het bepalen van een omgangsregeling tussen hem en de [kinderen,] alsmede in zijn verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling met betrekking tot deze kinderen;
bepaalt een informatieregeling ten behoeve van de man met betrekking tot voornoemde kinderen, inhoudende:
de moeder stelt de man twee maal per jaar (zulks op 1 juni en 1 december van ieder jaar) op de hoogte van:
- de schoolresultaten - door toezending aan de man van een kopie van het schoolrapport;
- de (sport)club(s) waar de kinderen naar toe gaan;
- andere buitenschoolse activiteiten;
- eventuele ziekenhuisopnamen en/of bezoeken aan medisch specialisten;
de moeder stuurt de man twee maal per jaar een recente (portret)foto tezamen met een door de kinderen geschreven (ansicht)kaart en/of brief;
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de man en voornoemde kinderen, en daaromtrent tijdig voor de pro forma datum rapport en advies uit te brengen;
houdt de behandeling aan tot de zitting van zaterdag 29 maart 2003 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Fockema Andreae-Hartsuiker en Punselie, bijgestaan door mr. Verkuil als griffier en uit-gesproken ter openba-re terechtzit-ting van 27 november 2002.