parketnummer 1010127500
datum uitspraak 27 november 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 25 juli 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 november 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
dat hij in de periode van 20 oktober 1995 tot en met 21 oktober 1995 te Rotterdam in een woning aan de [adres] opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een vuurwapen kogels afgeschoten in de richting van het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman - gelijk in eerste aanleg - het verweer gevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer danwel noodweer-exces en op zijn vrouw heeft geschoten ter verdediging van zichzelf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, althans tegen een onmiddellijk dreigende zodanige aanranding, door zijn vrouw jegens hem.
Het hof verwerpt dit verweer, aangezien geen feiten aannemelijk zijn geworden die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat het handelen van de verdachte was geboden ter verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door zijn vrouw, het slachtoffer in de onderhavige zaak, danwel dat de verdachte heeft gehandeld tegen een onmiddellijk dreigende zodanige aanranding.
Het hof acht met name niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer een vuurwapen zou hebben gehad en gedreigd zou hebben dat tegen de verdachte te gebruiken.
Nu naar het oordeel van het hof, een noodweersituatie zich niet heeft voorgedaan, moet reeds op die grond het beroep op noodweer-exces worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De advocaat-generaal mr. Kaptein heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn vrouw, met wie hij in onmin verkeerde, in zijn woning na een woordenwisseling, door middel van twee pistoolschoten om het leven gebracht. Nadat de verdachte het slachtoffer had neergeschoten, is hij naar het buitenland gevlucht en eerst ruim drie jaar later in Duitsland aangehouden terzake van een daar gepleegd delict. Eerst na het uitzitten van een straf in Duitsland is de verdachte in augustus van het jaar 2000 uitgeleverd aan Nederland.
De verdachte heeft met zijn handelen een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven. Voor de nabestaanden heeft de dood van het slachtoffer ingrijpend verdriet gebracht. Daarnaast wordt door dergelijke feiten de rechtsorde ernstig geschokt en worden gevoelens van onveiligheid gevoed. Het hof is dan ook van oordeel dat op een dergelijk ernstig feit alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf en wel van aanmerkelijke duur een passende reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte terzake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Borgesius, Mos-Verstraten en dr. Fleers, in bijzijn van de griffier Biezeveld-Dikshoorn.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 november 2002.