ECLI:NL:GHSGR:2002:AF6936

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-00/01291
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Tijnagel
  • M. Nederveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en aftrek van studiekosten voor cursus Windows 95

Op 15 februari 2002 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van mevrouw X te Z tegen de Inspecteur, hoofd van de eenheid Particulieren P, over een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende, mevrouw X, had aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 26.273, waarbij zij een aftrek wegens buitengewone lasten voor een cursus Windows 95 van haar echtgenoot had toegepast. De Inspecteur had deze aftrek gecorrigeerd en het belastbare inkomen vastgesteld op ƒ 28.204. Na bezwaar van de belanghebbende werd de aanslag gehandhaafd.

In geschil was of de kosten van de cursus in aftrek konden worden gebracht. Het Gerechtshof oordeelde dat de cursus niet om persoonlijke redenen was gevolgd, maar met het oog op verbetering van de maatschappelijke positie van de echtgenoot in financieel-economisch opzicht. Het Hof concludeerde dat de echtgenoot, op basis van advies van arbeidsdeskundigen, in redelijkheid kon verwachten dat de verworven kennis productief kon worden gemaakt in het economische verkeer. De kosten van de cursus, na aftrek van de drempel, werden vastgesteld op ƒ 1.931 en konden in aftrek worden gebracht.

Het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak waarvan beroep, en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 26.273. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 161, en werd het griffierecht van ƒ 60 aan de belanghebbende vergoed. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken door mr. Tijnagel, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier mr. Nederveen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde enkelvoudige belastingkamer
15 februari 2002
nummer BK-00/01291
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van mevrouw X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Particulieren P, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een aan haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 1 februari 2002, gehouden te Middelburg. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A, alsmede namens de Inspecteur mevrouw B.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 26.273;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 161, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de Staat der Nederlanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van ƒ 60 (€ 27,23) aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende is gehuwd en ontving in 1998 looninkomsten van in totaal ƒ 49.739. Haar echtgenoot was tot en met 23 maart 1998 als technisch medewerker werkzaam bij Y B.V. en genoot over 1998 looninkomsten van ƒ 13.478. Zijn werkzaamheden bestonden voornamelijk uit straal- en schilderwerkzaamheden aan boord van kotters. In verband met medische klachten is de arbeidsovereenkomst beëindigd en is de echtgenoot gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. In verband hiermee ontving hij in 1998 een AAW/WAO-uitkering van ƒ 26.882.
2. Belanghebbende heeft over het jaar 1998 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 26.273. Hierbij heeft zij, nu zij in 1998 het hoogst persoonlijk inkomen heeft genoten, een aftrek wegens buitengewone lasten voor uitgaven voor een uitgebreide cursus Windows 95 bij het instituut Scheidegger van haar echtgenoot ad ƒ 1.931 (na aftrek drempel) toegepast. De echtgenoot is deze cursus op advies van de arbeidsdeskundige gaan volgen. Medische specialisten en arbeidsdeskundigen hebben hem medegedeeld dat het niet verantwoord is zijn werk in de branche voort te zetten. Zij hebben hem geadviseerd een dienstbetrekking te zoeken waarin hij werkzaamheden zittend uit kan voeren. Volgens de adviseurs sloten de door belanghebbende gevolgde opleiding en zijn ervaring niet aan bij de door hen geadviseerde functie in het bedrijfsleven.
3. Bij de aanslagregeling is eerdergenoemde aftrek gecorrigeerd en is het belastbare inkomen vastgesteld op ƒ 28.204. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar is de aanslag gehandhaafd.
4. In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van de cursus Windows 95 als uitgaven ter zake van de opleiding of studie voor een beroep in aftrek kunnen komen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend; de Inspecteur ontkennend.
5. Voor de beoordeling van de vraag of een studie of opleiding wordt gevolgd voor een beroep is maatgevend of de studie niet om persoonlijke redenen maar met het oog op verbetering van de maatschappelijke positie in financieel-economisch opzicht wordt ondernomen en voorts of de belastingplichtige in redelijkheid kan verwachten dat na voltooiing van deze studie de verworven kennis in het economische verkeer productief kan worden gemaakt (vgl. HR 24 september 1997, nr. 32 252, BNB 1997/359).
6. Gelet op hetgeen door belanghebbende in het geding naar voren is gebracht, is naar 's Hofs oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat de cursus Windows 95 niet om persoonlijke redenen maar met het oog op verbetering van de maatschappelijke positie in financieel-economisch opzicht door de echtgenoot is gevolgd. Voorts is het Hof van oordeel dat de echtgenoot op grond van het advies van de arbeidsdeskundige, waarbij hem is verteld dat het volgen van de cursus zijn positie op de arbeidsmarkt zou verbeteren en dat hij hiermee zijn kansen op indiensttreding als bijvoorbeeld magazijnmeester, voorraadadministrateur en dergelijke positief zou beïnvloeden, in redelijkheid kon verwachten dat na voltooiing van de cursus de verworven kennis in het economische verkeer productief kon worden gemaakt. De door belanghebbende opgevoerde, qua hoogte van het bedrag niet in geschil zijnde, kosten ad ƒ 2.731, waarvan na vermindering met de drempel ad ƒ 800 een aftrek van ƒ 1.931 resteert, kunnen derhalve op de voet van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in aftrek worden gebracht.
7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
8. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 161 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 punten à € 322 x 0,25 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld op 15 februari 2002 door mr. Tijnagel en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Nederveen.
(Nederveen) (Tijnagel)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.