parketnummer 0992546501
datum uitspraak 10 december 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 maart 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 november 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4 Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7 Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
8 Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Wesselink heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft blijk gegeven van een grove minachting voor het leven van een ander. De verdachte heeft het slachtoffer het leven ontnomen en de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. Het hof rekent de verdachte bovendien zwaar aan dat hij zich van een vuurwapen heeft bediend op een publieke plaats, te weten een openbare gelegenheid als een café. Dergelijke misdrijven brengen sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 november 2002, al eens eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsmisdrijf, terwijl hij ook anderszins al meerdere keren met justitie in aanraking is geweest. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft kennisgenomen van een brief van het Pieter Baan Centrum te Utrecht van 5 februari 2002, gericht aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken en ondertekend door J.M. Oudejans, psycholoog en A.W.M. Mooij, zenuwarts, beiden verbonden aan genoemd centrum en inhoudende, zakelijk gerelateerd, dat:
- Verdachte op 27 december 2001 in het Pieter Baan Centrum te Utrecht werd opgenomen tot 11 januari 2002;
- Verdachte gedurende zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum te Utrecht in de diverse gesprekscontacten geweigerd heeft zijn medewerking te verlenen aan onderzoeken, terwijl niet gebleken is dat deze weigering voortkwam uit een psychotische vertekening van de realiteit;
- Onder deze omstandigheden het voor het onderzoeksteam niet mogelijk is geweest een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte in te stellen,
en merkt daarbij op dat op een daartoe uitdrukkelijk gestelde vraag tijdens de zitting verdachte volhard heeft in zijn weigering mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens.
Door deze proceshouding is het hof de mogelijkheid ontnomen om de vraag te beantwoorden of de verdachte over de vermogens beschikte om de ontstane situatie te overzien en zich ten volle rekenschap te geven van de gevolgen van zijn keuze. Bij gebrek aan wetenschap inzake de persoon van de verdachte en het ontbreken van enig inzicht in diens geestvermogens en vooral de gebreken daarvan moet het hof, gezien de justitiële documentatie van de verdachte en de wijze waarop de moord is gepleegd, ervan uitgaan dat van de verdachte waar het de veiligheid van personen in het algemeen betreft, recidivegevaar bestaat. Dit gevaar en de schokkende gevolgen van zijn optreden in dit geval rechtvaardigen een gevangenisstraf van geruime duur.
Het hof laat bij het bepalen van de strafmaat wel in het voordeel van de verdachte meewegen dat hij na het begaan van het bewezenverklaarde feit door de omstanders onder meer met een vuurwapen, een gebroken fles en een mes zwaar is mishandeld en het hof slaat daarnaast acht op de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Het hof is, alles overwegende, van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Het hof beveelt aan dat de verdachte tijdens het ondergaan van de vrijheidsstraf deskundige begeleiding wordt geboden, teneinde de verdachte in staat te stellen inzicht te krijgen in zijn handelen en de gevolgen daarvan voor anderen en hem voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving.
Dit arrest is gewezen door mrs Stoker-Klein, Den Os en De Groot, in bijzijn van de griffier mr Van Kuilenburg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 december 2002.