De verdachte reed als politieambtenaar op 20 juli 2000 als bestuurder van een als zodanig herkenbare politieauto op de mr F.J. Haarmanweg te Terneuzen. Hij verleende op dat moment assistentie bij de achtervolging en aanhouding van een aantal (vuurwapengevaarlijk geachte) verdachten in een gestolen auto (Mercedes). Verdachte reed in derde positie. Achter de gestolen auto bevonden zich, nog net binnen het gezichtsveld van de verdachte een ander achtervolgend surveillancevoertuig van de politie en een niet als zodanig herkenbare politieauto. Verdachte had van zijn superieuren niet de opdracht gekregen om optische en geluidssignalen te voeren; om tactische redenen worden die signalen in een dergelijk geval (veelal) vermeden. Wel was de opdracht gegeven dat de aanhouding van de verdachten, gezien het gevaar dat dezen opleverden, samen met de collega's die zich in de andere surveillanceauto bevonden, diende te geschieden. De mr F.J. Haarmanweg bestaat ter plaatse van het ongeval in beide richtingen uit een rijbaan met twee rijstroken. De beide rijbanen worden gescheiden door een brede grasberm.
Nadat de verdachte op deze weg een kruispunt met een snelheid van 60 à 70 kilometer per uur had overgestoken, heeft hij zijn snelheid verhoogd tot 90 à 100 kilometer per uur. Er bevond zich op het weggedeelte waar hij toen reed in zijn nabijheid geen ander verkeer dan een witte Ford Sierra die werd bestuurd door het latere slachtoffer. De Ford Sierra reed (naar opgave van verdachte: uiterst rechts) op de rechterrijstrook met een opvallend lage snelheid. Verdachte reed op de linkerrijstrook, schuin achter de Ford Sierra en had de bedoeling de Ford Sierra links te passeren. Hij voerde geen optische of geluidssignalen.
Naast de rechterrijstrook bevonden zich aan de rechterkant verschillende objecten die bereikt konden worden via verharde doorgangen over de zich aldaar eveneens bevindende berm. Tevens bevond zich ter hoogte van de in/uitrit van een (rechts gelegen) perceel een doorsteek in de enigszins verhoogde middenberm. Deze doorsteek is pas kort tevoren zichtbaar voor het passerende verkeer en wordt niet door middel van een bord aangegeven.
Uit het dossier blijkt dat de door de verdachte bestuurde surveillanceauto ter hoogte van deze doorsteek (vrijwel) loodrecht op de linker zijkant van de Ford Sierra is gebotst, midden op de linker rijbaan. Hieruit moet worden geconcludeerd dat de Ford Sierra vanuit zijn rechtse positie op de rechterrijstrook naar links is afgeslagen in de richting van die doorsteek. Op dat moment was de door de verdachte bestuurde auto de Ford Sierra op korte afstand genaderd. Ten gevolge van de aanrijding tussen beide auto's is de bestuurder van de Ford Sierra om het leven gekomen.
De verdachte heeft opgegeven dat hij, voordat hij ging passeren, een inschatting heeft gemaakt van de positie van de voor hem rijdende Ford Sierra. Twee mogelijkheden stonden hem daarbij voor ogen. Ten eerste: de bestuurder van deze auto had (in zijn achteruitkijkspiegel) de verdachte, rijdend in een als zodanig herkenbare politieauto, waargenomen en was voor hem, verdachte, bezig ruim baan te maken. Die mogelijkheid was volgens de verdachte des te reëler nu de snelheid van de Ford Sierra opvallend laag was en het, zijns inziens, de bestuurder moest zijn opgevallen dat hem kort tevoren met hoge snelheid een (vluchtende) Mercedes en een (volgende) surveillanceauto waren gepasseerd. De tweede mogelijkheid waar de verdachte op basis van zijn waarnemingen mee rekening hield, was dat de Ford Sierra naar een rechtsgelegen perceel zou afslaan. Ook die optie leek de verdachte niet onwaarschijnlijk gezien de lage snelheid van de Ford Sierra en diens positie op de rechterrijstrook. Hij meende daarom veilig te kunnen inhalen en heeft zijn aandacht naar het voor hem gelegen weggedeelte verplaatst.
De verdachte heeft verklaard geen rekening te hebben gehouden met de mogelijkheid dat de Ford Sierra vanuit zijn (uiterst) rechtse positie, zonder voor te sorteren, abrupt naar links zou afslaan. Daardoor heeft hij zijn rijgedrag niet meer zodanig kunnen aanpassen dat de aanrijding nog kon worden voorkomen. Hoewel alleszins aannemelijk is geworden dat de bestuurder van de Ford Sierra zijn richtingaanwijzers heeft aangezet, is onduidelijk gebleven of dat tijdig is gebeurd; de verdachte heeft géén knipperlicht gezien.