ECLI:NL:GHSGR:2003:AF6484

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/750
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. In 't Velt-Meijer
  • A. Schuering
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontvankelijkheid van een ontslagvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 februari 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen de Stichting Zorg en Welzijn Groep (hierna: Zorg en Welzijn) en een werknemer (hierna: Werknemer). Zorg en Welzijn was in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, dat op 19 maart 2002 was gewezen. De werknemer had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat haar ontslag per 19 februari 2001 onregelmatig was en dat de arbeidsovereenkomst pas per 1 maart 2001 was geëindigd. Tevens vorderde zij een schadevergoeding van ƒ 76.050,-- bruto op grond van kennelijk onredelijk ontslag. Zorg en Welzijn voerde aan dat de vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag verjaard was.

Het hof heeft geoordeeld dat Zorg en Welzijn niet ontvankelijk is in het hoger beroep. De rechtbank had vastgesteld dat de werknemer ontvankelijk was in haar vorderingen, maar het hof oordeelde dat deze beslissing niet leidde tot een eind aan een deel van de vordering, waardoor het bestreden vonnis een tussenvonnis was. Volgens artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is hoger beroep van tussenvonnissen niet mogelijk, tenzij de rechter anders heeft bepaald. In dit geval had de rechter geen hoger beroep toegestaan.

Als gevolg van deze beslissing werd Zorg en Welzijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de werknemer tot aan deze uitspraak waren vastgesteld op € 193,-- aan griffierecht en € 998,-- aan salaris voor de procureur. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak: 21 februari 2003
Rolnummer: 02 / 750 KA
Rolnr. rechtbank: 375513\01-3849
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
STICHTING ZORG EN WELZIJN GROEP,
gevestigd te Spijkenisse,
appellante, hierna te noemen: Zorg en Welzijn,
procureur: mr. dr. F.J. Sandee,
tegen
de werknemer,
wonende te X,
geïntimeerde, hierna te noemen: Werknemer,
procureur: mr. A.R.M. van Deuzen.
Het geding
Bij exploot van 17 juni 2002 is Zorg en Welzijn in hoger beroep gekomen van het (tussen)vonnis van 19 maart 2002 door de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, gewezen tussen partijen met Werknemer als eiseres en Zorg en Welzijn als gedaagde. Bij appèldagvaarding heeft Zorg en Welzijn een grief tegen het vonnis aangevoerd. In de memorie van antwoord heeft Werknemer de grief bestreden. Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder 2 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die in hoger beroep niet worden bestreden.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende. Zorg en Welzijn heeft bij brief van 31 januari 2001 - na verkregen toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening - de arbeidsovereenkomst met Werknemer opgezegd tegen 19 februari 2001. In eerste aanleg vordert Werknemer een verklaring voor recht dat het ontslag per 19 februari 2001 onregelmatig was en de arbeidsovereenkomst pas per 1 maart 2001 is geëindigd, zodat de eindafrekening per laatstgenoemde datum dient te geschieden. Daarnaast vordert zij een schadevergoeding van ƒ 76.050,-- bruto op grond van kennelijk onredelijk ontslag. Zorg en Welzijn voert onder meer aan dat de vordering wegens kennelijk onredelijk ontslag verjaard is. De rechtbank heeft geoordeeld dat Werknemer ontvankelijk in haar vorderingen is.
3. Het hof is van oordeel dat Zorg en Welzijn niet ontvankelijk is in het hoger beroep. De beslissing in het dictum dat Werknemer ontvankelijk is in haar vordering, maakt niet een eind aan een deel van het gevorderde, zodat het bestreden vonnis een tussenvonnis is en niet een (gedeeltelijk) eindvonnis. Artikel 337 Rv. bepaalt dat hoger beroep niet mogelijk is van tussenvonnissen, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De rechter heeft in dit geval echter geen hoger beroep toegestaan.
4. Zorg en Welzijn zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- verklaart Zorg en Welzijn niet ontvankelijk in het hoger beroep;
- veroordeelt Zorg en Welzijn in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van Werknemer tot aan deze uitspraak bepaald op € 193,-- aan griffierecht en op € 998,-- aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, Schuering en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2003 in aanwezigheid van de griffier.