ECLI:NL:GHSGR:2003:AF6941
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Walderveen
- Van Lingen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot lijfrente-uitkeringen
In deze zaak gaat het om een beroep van de weduwe van de heer [C] tegen de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De heer [C] had een stamrecht bij de besloten vennootschap [D B.V.] opgericht, waaruit zijn weduwe aanspraak maakte op jaarlijkse uitkeringen. Na het overlijden van de heer [C] op 30 september 1998, heeft zijn weduwe, belanghebbende, aanspraak gemaakt op een jaarlijkse uitkering van ƒ 32.088. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft echter het belastbare inkomen van belanghebbende gecorrigeerd door de lijfrentetermijn van ƒ 32.088 niet als inkomen te erkennen, wat leidde tot een aanslag van ƒ 64.194.
De mondelinge behandeling vond plaats op 25 februari 2003, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door [A] en de Inspecteur door [B]. Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de lijfrentetermijnen, die voortvloeien uit de stamrechtovereenkomst, inbaar zijn. Het Hof concludeert dat de BV, ondanks haar financiële positie, in staat moet worden geacht om de uitkeringen te voldoen. Belanghebbende heeft erkend dat zij recht heeft op de uitkeringen, en het Hof heeft vastgesteld dat er geen beperkingen zijn die haar aanspraak op deze uitkeringen kunnen ondermijnen.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij het heeft benadrukt dat de aanslag van de Inspecteur niet gerechtvaardigd was. De uitspraak is op 11 maart 2003 gedaan door mr. Van Walderveen en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Van Lingen. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.