ECLI:NL:GHSGR:2003:AF7738

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200090902
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Oosterhof
  • Aler
  • Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstal met vrijheidsberoving in Alphen aan den Rijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 31 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 11 februari 2002. De verdachte is beschuldigd van een gewelddadige diefstal en wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee slachtoffers in hun woning te Alphen aan den Rijn op 31 augustus 2001. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van goederen en het gebruik van geweld en bedreiging tegen de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met mededaders de slachtoffers op brutale wijze heeft mishandeld, hen heeft vastgebonden en hen ernstig letsel en psychische schade heeft toegebracht. De verdachte heeft de slachtoffers in een kwetsbare positie achtergelaten, wat de ernst van de feiten vergroot. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en is verplicht gesteld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

parketnummer 0975323001
datum uitspraak 31 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ''S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de rechtbank te 's-Gravenhage van 11 februari 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 28 oktober 2002 en 17 maart 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
1.
dat hij omstreeks 31 augustus 2001 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto (merk Mercedes) en een (zogenaamde) zip-drive en een (politie) scanner en geld en pinpas(sen) en een creditcard en geluids en video-apparatuur en mobiele telefoon(s) en fototoestel(len) en sieraden en horloge(s) en een computer en CD(‘s) en DVD(‘s),
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- openduwen van de deur van de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het op de grond duwen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het brengen van (een) (plastic) zak over het hoofd van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het brengen van een (natte) doek in de mond van die [slachtoffer 2] en het brengen van een draad/touw over de mond van die [slachtoffer 2] en
- het leggen en trekken van een touw om de nek van die [slachtoffer 1] en
- het vastbinden van de handen en voeten van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en
- het beetpakken van het hoofdhaar van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en (vervolgens) het (met kracht) slaan met het hoofd van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] tegen de vloer en
- het schoppen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en
- het leggen van stoel(en) en een vloerkleed op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en
- het zeggen van de woorden tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] “Stil, anders schiet ik een kogel door je kop” en “geld, geld anders krijg je een kogel door je kop” en geef me je pincode cijfer voor cijfer, als het niet goed is krijg je de kogel”;
2.
dat hij in de periode van 31 augustus 2001 tot en met 1 september 2001 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet in de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op de grond geduwd en
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] vastgebonden en
- een (natte) doek in de mond van die [slachtoffer 2] gestopt en een draad over de mond van die [slachtoffer 2] gebonden en
- een touw om de nek van die [slachtoffer 1] gelegd en
- een plastic zak over het hoofd van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gebracht en
- het (hoofd) haar van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] beetgepakt en (vervolgens) met kracht het hoofd van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] tegen de grond geslagen en
- stoel(en) en een vloerkleed op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gelegd en
- aldus die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] achtergelaten in die woning.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Haverkate heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en tien maanden, met aftrek van voorarrest, met beslissingen van de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader in het vonnis is omschreven.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een buitensporig gewelddadig vermogensdelict en een bruut geval van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte en zijn mededaders hebben, na een kennelijk grondige voorbereiding, op een laat uur in de avond aangebeld aan de woning van de beide slachtoffers (een echtpaar), zijn vervolgens die woning binnengedrongen en hebben de slachtoffers ernstig en op vernederende wijze mishandeld, waarbij zij hen hebben geschopt, geslagen, vastgebonden, gekneveld, een touw om de nek getrokken, met het hoofd tegen de vloer geslagen en gedreigd hen van het leven te beroven. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers, nadat zij een vloerkleed en stoelen op hen gestapeld hadden, gewond en hulpbehoevend achtergelaten, met medeneming van een grote hoeveelheid goederen. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers met dit alles veel letsel en pijn aangedaan, economisch nadeel bezorgd en naar moet worden aangenomen zeer veel angst aangejaagd.
Ook de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de slachtoffers, in hun eigen woning, waaraan de verdachte en zijn mededaders zich hebben schuldig gemaakt, acht het hof bijzonder ernstig. Het recht op privacy van de slachtoffers is hiermee ernstig geschonden en daarmee is ook op het gevoel van veiligheid, dat door de eigen woning moet worden gewaarborgd, ernstig inbreuk gemaakt.
Dit soort feiten veroorzaken bovendien angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij is voorbijgegaan aan de nadelige psychische gevolgen die dergelijke ernstige feiten voor de betrokkenen kunnen hebben en slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van
€ 29.833,06 te weten € 28.698,61 aan materiële schade en € 1.134,45 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag.
Tevens heeft in het onderhavige strafproces [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van
€ 1.134,45 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag.
De verdachte heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet betwist.
Naar het oordeel van het hof hebben de benadeelde partijen genoegzaam aangetoond dat de gestelde schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
De vorderingen van de benadeelde partijen zullen derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op € 1.134,45, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
11. Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 29.833,06 en € 1.134,45 ten behoeve van respectievelijk [naam] en [naam].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 56, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het gevorderde bedrag van NEGENENTWINTIGDUIZEND ACHTHONDERD DRIEËNDERTIG EURO EN ZES EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op € 1.134,45- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het gevorderde bedrag van ELFHONDERD VIERENDERTIG EURO EN VIJFENVEERTIG EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 29.833,06 ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 284 dagen.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.134,45 ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 22 dagen.
Bepaalt dat voor zover wordt voldaan aan de verplichtingen tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers [naam] en [naam], de veroordelingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komen te vervallen, alsmede dat voor zover wordt betaald aan de benadeelde partijen de verplichtingen van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komen te vervallen.
Bepaalt dat de verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen van het bedrag van € 29.833,06 en € 1.134,45 komen te vervallen voor zover door een medeverdachte een bedrag bij wege van schadevergoeding aan deze benadeelde partijen dan wel aan de Staat is betaald.
Bepaalt dat de verplichtingen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 29.833,06 en € 1.134,45 ten behoeve van respectievelijk [naam] en [naam] komen te vervallen voor zover een medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van deze slachtoffers, dan wel bij wege van schadevergoeding aan de slachtoffers.
Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Aler en Heemskerk, in bijzijn van de griffier mr. Van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2003.