ECLI:NL:GHSGR:2003:AF8921
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Raadkamer
- P. de Vries
- A. de Hoogh
- H. Herstel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van klagers in klacht tegen niet-vervolging op basis van artikel 137d Sr.
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om de ontvankelijkheid van klagers in hun klacht tegen de weigering van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam om een strafvervolging in te stellen op basis van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht. De klagers, waaronder de erfgenamen van wijlen [klager sub 1] en de Politieke Vereniging Lijst Pim Fortuyn, hebben een klacht ingediend na de moord op [klager sub 1] op 6 mei 2002. De klacht richtte zich tegen uitlatingen van de beklaagden die volgens de klagers in strijd met artikel 137d Sr. waren, dat wil zeggen het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de erfgenamen van [klager sub 1] niet als rechtstreeks belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat hun procesbelang door het overlijden van [klager sub 1] is komen te vervallen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de klagers niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun klacht, en het hof heeft deze conclusie gevolgd. Het hof heeft ook overwogen dat de Politieke Vereniging Lijst Pim Fortuyn niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende, omdat de uitlatingen voornamelijk gericht waren op [klager sub 1] en niet op de vereniging zelf.
De beslissing van het hof is dat de klagers sub 1 t/m 6 niet ontvankelijk zijn in hun klacht. Het hof heeft benadrukt dat het recht om beklag te doen voorbehouden is aan rechtstreeks belanghebbenden, en dat dit in dit geval niet van toepassing is. De zaak is behandeld in raadkamer op 9 april 2003, en de uitspraak is gedaan op 19 mei 2003.