ECLI:NL:GHSGR:2003:AF9008
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. In 't Velt-Meijer
- A. Beyer-Lazonder
- J. Husson
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil over de toepassing van de Huurwet op een pachtcontract voor een garderobe
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, ging het om een hoger beroep van de exploitatie maatschappij Hotel Kurhaus V.O.F. (hierna: Kurhaus) tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van 9 april 2002, waarin de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht dat de Huurwet van toepassing is op het pachtcontract voor de garderobe van het Kurhaus had afgewezen. Kurhaus had op 15 april 1998 een pachtcontract gesloten dat ook een verkoopruimte omvatte, en stelde dat de Huurwet van toepassing was op de gehuurde ruimte. De rechtbank had echter geoordeeld dat de ruimte als bedrijfruimte in de zin van artikel 7A:1624 BW moest worden gekwalificeerd, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.
Kurhaus voerde in hoger beroep drie grieven aan. De eerste grief betrof de overweging van de rechtbank dat bij twee soorten huurregimes het regime van 1624-bedrijfsruimte voorrang heeft. Het hof oordeelde dat de pachtovereenkomst niet als een gemengde overeenkomst kon worden aangemerkt, omdat deze door beide partijen als een huurovereenkomst werd beschouwd. De tweede grief betrof de toepassing van het criterium dat de Hoge Raad had gegeven in een eerdere uitspraak over huurregime kwalificatievragen. Het hof oordeelde dat het zwaartepunt van de overeenkomst lag op de garderobe en niet op de verkoop van artikelen, waardoor de gehuurde ruimte niet als bedrijfsruimte kon worden gekwalificeerd.
De derde grief betrof de afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht. Het hof oordeelde dat de door Kurhaus aan X verhuurde ruimte onder de categorie overige bedrijfsruimte valt, waarop de Huurwet van toepassing is. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de gevorderde verklaring voor recht toe, waarbij X werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 7 maart 2003.