ECLI:NL:GHSGR:2003:AF9375

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-03644
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Schuurman
  • M. Bergman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelastingen gemeente Vlissingen

Op 9 april 2003 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd aan belanghebbende op 17 mei 2001. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende zijn voertuig had geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De aanslag werd binnen tien minuten na aanvang van het parkeren opgelegd, terwijl het betaald parkeren ter plaatse eindigde om 18.00 uur. Belanghebbende maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag en stelde dat de gemeente Vlissingen een beleidsregel hanteert die stelt dat binnen tien minuten na aanvang van de parkeertijd geen naheffingsaanslagen mogen worden opgelegd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2003, waar de Inspecteur niet aanwezig was, heeft het Hof de argumenten van belanghebbende gehoord. Het Hof oordeelde dat belanghebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat de beleidsregel van toepassing was en dat de naheffingsaanslag derhalve niet terecht was opgelegd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de naheffingsaanslag en de uitspraak waarvan beroep. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 201,25, en werd de gemeente Vlissingen gelast het griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk was. Belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak, maar dit zou geen heroverweging van de zaak met zich meebrengen. De uitspraak is vastgesteld door mr. Schuurman en in tegenwoordigheid van waarnemend griffier mr. Bergman.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
zevende enkelvoudige belastingkamer
9 april 2003
nummer BK-01/03644
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 maart 2003, gehouden te Middelburg. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, alsmede zijn gemachtigde, mr.A. Van de zijde van de Inspecteur is niemand verschenen. De Inspecteur is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op
14 januari 2003 aan B&W Vlissingen, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens een door de griffier van TPG Post ontvangen retourkaart is de vorenbedoelde brief op 15 januari 2003 op het voormelde adres uitgereikt.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de naheffingsaanslag;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op
€ 201,25, onder aanwijzing van de gemeente Vlissingen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de gemeente Vlissingen het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Aan belanghebbende is op 17 mei 2001 om 17.57 uur een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd ter zake van het, op die dag, parkeren van een voertuig met het kenteken
NN-00-NN op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats aan het a-park te Vlissingen zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De aanslag is opgelegd binnen tien minuten na de aanvang van het parkeren. Het betaald parkeren eindigt ter plaatse om 18.00 uur.
2. De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 71,75, bestaande uit ƒ 1,75 parkeerbelasting en ƒ 70 aan kosten.
3. Met dagtekening 29 mei 2001 is aan belanghebbende een duplicaat van de naheffingaanslag verzonden. Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 20 juni 2001 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
4. In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
5. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op het in de naheffingsaanslag genoemde tijdstip geplaatst stond op een parkeerplaats waarop betaald parkeren van toepassing was.
6. Ingevolge artikel 4, lid 1, van de Verordening moet parkeerbelasting worden betaald bij aanvang van het parkeren. Vaststaat dat geen parkeerbelasting is voldaan.
7. Belanghebbende heeft onder meer gesteld dat in de gemeente Vlissingen de beleidsregel wordt gehanteerd dat binnen tien minuten na aanvang van de parkeertijd geen naheffingsaanslagen worden opgelegd. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende die in zijn conclusie van repliek verwoorde stelling, nu de Inspecteur daartegen in zijn conclusie van dupliek niets heeft aangevoerd, voldoende aannemelijk gemaakt. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat het beroep van belanghebbende op het begunstigend beleid dient te worden gehonoreerd, hetgeen leidt tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. De overige stellingen van belanghebbende behoeven mitsdien geen behandeling meer.
9. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 201,25 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2,5 punten à € 322 x 0,25 (gewicht van de zaak)). Voor vergoeding van andere kosten acht het Hof geen termen aanwezig, nu belanghebbende daarvan ter zitting desgevraagd heeft afgezien.
Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld op 9 april 2003 door mr. Schuurman en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Bergman.
(Bergman) (Schuurman)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.