rolnummer 2200243102
parketnummer 0975407301
datum uitspraak 26 mei 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 mei 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 8 januari 2003, 26 maart 2003 en 12 mei 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2003 medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
hij op 31 mei 2001 te ’s-Gravenhage en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
1 subsidiair. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de onder 1 tot en met 14 van de beslaglijst genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft opzettelijk een (aanzienlijke) partij heroïne vervoerd van Amsterdam naar Den Haag. Aldaar heeft de verdachte met de afnemers van de heroïne in een grillroom overleg gevoerd waarna de heroïne aan dezen is overgedragen. Het hof is van oordeel dat de verdachte aldus bij deze drugstransactie een belangrijke rol heeft gespeeld.
Het door de verdachte en zijn mededaders gepleegde feit is een delict dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van deze harddrug, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Tegen feiten als het onderhavige dient derhalve krachtig te worden opgetreden.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals na te melden, een passende reactie vormt.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd onder 1 tot en met 14 van de beslaglijst, waarvan een kopie aan dit arrest is gehecht, te weten 1: Diverse visitekaartjes, 2: 1 telefoontoestel merk Nokia kleur blauw, 3: 1 telefoontoestel merk Motorola in oranje hoes, 4: 1 telefoontoestel merk Motorola Stratec in hoes,
5: 1 telefoonschrift met Japanse teken, 6: 1 organizer kleur zwart, 7: 1 agenda 2000 Rabobank, 8: 1 telefoonklapper kleur bruin, 9: 1 organizer kleur rood, 10: 1 telefoontoestel merk Ericsson met kapotte antenne, 11: 1 Buzzer merk Motorola kleur zwart, 12: 1 (mobiele) telefoontoestel merk Sony kleur paars/blauw, 13: 1 telefoontoestel merk Nokia 8210 kleur bruin, 14: diverse papieren, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigd het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF JAAR.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van de onder 1 tot en met 14 van de beslaglijst genummerde inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mrs. Oosterhof, Aler en Heemskerk in bijzijn van de griffier mr. Kloos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2003.