ECLI:NL:GHSGR:2003:AG1643

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
784-H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gerretsen-Visser
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Australië van moeder met kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing naar Australië met haar kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, heeft aangevoerd dat de verhuizing in het belang van de kinderen is. De vader, die zich tegen de verhuizing verzet, heeft zijn bezorgdheid geuit over de mogelijke vervreemding van de kinderen en de impact van de verhuizing op hun leven.

De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder verblijven. De moeder heeft de verhuizing grondig voorbereid en heeft de kinderen al kennis laten maken met Australië en haar nieuwe partner. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder altijd de zorgtaak voor de kinderen heeft gehad en dat de relatie met haar nieuwe partner serieus is. De moeder heeft ook goede onderwijsmogelijkheden voor de kinderen in Australië onderzocht.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verhuizing naar Australië in het belang van de kinderen is, gezien de stabiliteit en de zorg die de moeder biedt. De bestreden beschikking van de rechtbank is vernietigd en de moeder is toestemming verleend om met de kinderen naar Australië te verhuizen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Uitspraak : 5 maart 2003
Rekestnummer : 784-H-02
Rekestnr. rechtbank : 02-3385
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te Rijswijk,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. S. de Kluiver,
tegen
[verweerder],
wonende te Rijswijk,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 24 oktober 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 26 juli 2002.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof aanvullende stukken ingekomen bij brief van
25 november 2002.
Op 23 december 2002 is bij het hof een brief ingekomen van de raad met de mededeling dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.
Op 29 januari 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.A.J. de Nijs en de vader. De hierna te noemen minderjarigen [kind] en [kind] zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling in raadkamer gehoord.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
[kind], op 24 maart 1989, hierna te noemen: [kind], en
[kind], op 18 maart 1991, hierna te noemen: [kind].
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen, die bij de moeder verblijven.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 23 maart 2001, die op 1 mei 2001 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is tussen de vader en de kinderen een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de kinderen bij zich mag hebben als volgt:
éénmaal per twee weken een weekeinde, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties, door de partijen in onderling overleg nader te regelen.
Op 24 mei 2002 heeft de moeder de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om haar, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Australië te verhuizen. De vader heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd en daarbij zelfstandig verzocht primair te bepalen dat de kinderen voortaan hun gewone verblijfplaats bij de vader zullen hebben en subsidiair te bepalen:
- dat de vader gerechtigd is de kinderen elk jaar in de periode juli-augustus gedurende ten minste vier weken aaneengesloten en in de periode december-januari gedurende tenminste twee weken aaneengesloten, bij zich te hebben;
- dat de moeder veelvuldig e-mail contact tussen hem en de kinderen stimuleert;
- dat hij minimaal één keer per week telefonisch contact heeft met de kinderen;
- dat een informatieregeling wordt vastgesteld.
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken van de moeder en de vader afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De moeder verzoekt de bestreden beschikking, voor zover daarbij haar inleidend verzoek is afgewezen, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen, dan wel alvorens een beslissing te nemen de raad te verzoeken in deze te bemiddelen en/of te adviseren en de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen. De vader betwist het verzoek van de moeder gemotiveerd.
2. De moeder wenst naar Australië te verhuizen om aldaar met haar nieuwe partner en de kinderen een gezin te vormen. Zij stelt dat de belangen van de kinderen zich niet verzetten tegen deze voorgenomen verhuizing. Voor de moeder staat het vast dat zij de meest aangewezen persoon is om de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen, nu zij deze taak vanaf de geboorte van de kinderen heeft gehad en na de echtscheiding heeft behouden. Zij dient dan ook de vrijheid te krijgen om de kinderen op een plek en in een gezinssituatie op te voeden die haar, het geheel overziend, het beste voorkomt, te meer daar de vader vertrouwen heeft in haar manier van verzorging en opvoeding. De partijen hebben nooit gezamenlijk invulling gegeven aan het ouderlijk gezag, omdat de vader zich altijd afzijdig hield en weinig belangstelling toonde in het wel en wee van de kinderen. De moeder accepteert dit, maar vindt het niet aan de orde dat de vader dan nu zijn instemming aan de voorgenomen verhuizing onthoudt. Tot slot had het volgens de moeder in de rede gelegen dat de rechtbank alvorens een dergelijke belangrijke beslissing te nemen de raad had ingeschakeld.
3. De vader acht het niet in het belang van de kinderen dat zij naar Australië verhuizen. Hij is van mening dat de moeder haar eigen belangen voorop stelt en daarbij de belangen van de kinderen onvoldoende waarborgt. De vader is ongerust dat de kinderen van hem zullen vervreemden. Hij vindt dat de moeder het hem onmogelijk maakt invulling te geven aan het family life dat hij met de kinderen heeft. Volgens hem is het het meest in hun belang dat zij bij hem komen wonen, omdat dit een minder ingrijpende verandering in hun leven zal zijn dan een verhuizing naar Australië. Daartoe is de vader bereid ander werk bij het Ministerie van Defensie te zoeken of eventueel part-time te gaan werken.
4. Vaststaat dat partijen tijdens hun huwelijk hebben gekozen voor de traditionele rolverdeling waarbij de moeder de verzorging en opvoeding van de kinderen geheel voor haar rekening nam. Na de echtscheiding heeft de moeder deze dagelijkse zorg behouden. De vader heeft zich zowel tijdens als na het huwelijk enigszins afzijdig gehouden, omdat hij tevreden is met de manier waarop de moeder de kinderen opvoedt. Gebleken is dat de omgangsregeling met de vader goed loopt en de kinderen opgroeien in een stabiele gezinssituatie en hun ontwikkeling positief verloopt. Nu de moeder vanaf de geboorte van de kinderen de dagelijkse zorg voor hen heeft gehad en zij deze taak naar tevredenheid van de beide ouders uitoefent, is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de moeder blijven wonen.
5. Uit het onder punt 4 overwogene blijkt dat de moeder altijd de zorgtaak en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheid voor de kinderen heeft gehad. In dat licht bezien past het binnen haar zorgtaak dat zij ruimte krijgt om daaraan invulling te geven, in beginsel ook indien zij haar leven en het leven van de kinderen elders voort zou willen zetten. Getoetst moet worden of het belang van de kinderen met een dergelijke verhuizing is gediend. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof ervan overtuigd geraakt dat de moeder de door haar gewenste verhuizing naar Australië grondig en weloverwogen heeft voorbereid. Ze heeft de mogelijkheden voor haar nieuwe partner onderzocht om zich hier te vestigen. Gelet op het soort werk dat hij verricht en het feit dat de moeder onvoldoende inkomen geniet om voor hem garant te staan teneinde voor hem een verblijfsvergunning te krijgen bleek dit geen optie. Daarop heeft de moeder besloten er de voorkeur aan te geven zich met haar nieuwe partner en de kinderen in Australië te vestigen. De kinderen zijn een aantal maal naar Australië geweest, waar zij verbleven bij de familie van de nieuwe partner van de moeder. Daarnaast is hij ook een aantal maal in Nederland geweest. Door deze bezoeken hebben de kinderen Australië en de nieuwe partner van de moeder en zijn familie leren kennen. Gebleken is ook dat de moeder veelvuldig met de kinderen over de gevolgen van de verhuizing heeft gesproken. Verder heeft de moeder zich er van gewist dat er voor de kinderen goede onderwijsmogelijkheden zijn.
Het hof acht het aannemelijk dat de relatie tussen de moeder en haar nieuwe partner een serieus en bestendig karakter heeft, gelet op de duur en de frequentie van de contacten die tussen hen hebben plaatsgevonden, zoals uit de overgelegde stukken is gebleken. Zij hebben zowel in Nederland als in Australië en zowel met als zonder de kinderen veel tijd samen doorgebracht. Daarnaast acht het hof het aannemelijk dat de nieuwe partner van de moeder zijn verantwoordelijkheden als verzorger van de kinderen op zich zal nemen. Toen de moeder vorig jaar onverwachts in het ziekenhuis werd opgenomen is hij direct naar Nederland gekomen om voor de kinderen te zorgen. Bovendien hebben de kinderen een goed contact met hem opgebouwd. Dit alles in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen het meest wenselijk is dat zij met de moeder mee naar Australië verhuizen, zodat de bestreden beschikking op dit punt dient te worden vernietigd.
6. Uit het appelschrift van de moeder blijkt dat zij zich niet verzet tegen de door de vader in eerste aanleg verzochte omgangs- en informatieregeling. Ter terechtzitting heeft zij aangegeven haar medewerking te zullen verlenen aan deze regeling. Het hof gaat er dan ook van uit dat de moeder haar belofte gestand doet en uitvoering zal geven aan de door de vader in eerste aanleg verzochte omgangs- en informatieregeling, alsmede regelmatig schriftelijk, telefonisch en e-mail contact tussen de vader en de kinderen zal stimuleren.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zover-re opnieuw beschik-kende:
geeft de moeder toestemming om met de kinderen naar Australië te verhuizen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voor-raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Gerretsen-Visser, Pannekoek-Dubois en Labohm, bijgestaan door mr. Groenleer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 maart 2003 .