ECLI:NL:GHSGR:2003:AG1680

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
637-R-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Duindam
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en kinderalimentatie in hoger beroep met Turks recht van toepassing

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man en de vrouw, die in Duitsland wonen, zijn gehuwd onder Turks recht. De vrouw had de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om kinderalimentatie van ƒ 250,- per maand per kind te bepalen. De man verzocht om de verdeling van de gemeenschap van goederen, waarbij hij de woning in Turkije en enkele schulden aan de RVS en ABN-AMRO wilde toebedelen. De rechtbank had de verzoeken van de man afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. De man ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat beide partijen hun standpunten onvoldoende hadden onderbouwd. Het hof kon niet vaststellen wat de waarde van de woning was en of er nog schulden bestonden. Hierdoor was het niet mogelijk om de verdeling van de woning te gelasten of te bepalen wie verantwoordelijk was voor de schulden. Het hof vernietigde de eerdere beschikking op dit punt, maar bekrachtigde de beslissing over de kinderalimentatie, omdat de man niet had aangetoond dat hij deze niet kon betalen. De uitspraak werd gedaan op 29 april 2003.

Uitspraak

Uitspraak : 29 april 2003
Rekestnummer : 637-R-02
Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-3396
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te Möckmühl (Duitsland),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. W. Taekema,
tegen
[verweerster]
wonende te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. L.M. Bruins.
PROCESVERLOOP
De man is op 4 september 2002 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 5 juni 2002.
De vrouw heeft op 11 februari 2003 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 3 oktober 2002 en 13 maart 2003 aanvullende stukken ingekomen.
Op 4 april 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.H.A. de Boer en een tolk de heer O. Koçer, en de vrouw, bijgestaan door haar advocate mr. D.S. Lösing.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De man en de vrouw zijn op [datum] te [plaats] met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn geboren:
[kind], op [geboortedatum], en
[kind] op [geboortedatum], hierna te noemen: de kinderen, die sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw verblijven.
Bij verzoekschrift van 5 juli 2001 heeft de vrouw de rechtbank te Rotterdam verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, alsmede te bepalen dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie zal betalen van ƒ 250,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De man heeft tegen dit laatste verzoek verweer gevoerd en zelfstandig verzocht de verdeling van de gemeenschap te gelasten en aldus vast te stellen dat, onder de verplichting dat partijen elkaar over en weer vrijwaren voor het overige, aan de man wordt toebedeeld:
- de woning in Turkije;
- een schuld aan de RVS met nummer [rekening nummer];
- een schuld aan de ABN-AMRO bank met nummer [rekening nummer] en
- een flexibel krediet bij de ABN-AMRO bank met nummer [rekening nummer]
De vrouw heeft zich hiertegen verzet en aanvullend verzocht voornoemde woning en schulden aan haar toe te delen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, alsmede - uitvoerbaar bij voorraad - de kinderalimentatie met ingang van de dag waarop de man niet langer zal zijn belast met het ouderlijk gezag bepaald op € 113,45 per maand per kind. Voorts heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschappelijke zaken vastgesteld, waarbij de woning in Turkije en de helft van het doorlopend krediet bij ABN-AMRO met nummer [rekening nummer] aan de vrouw en de helft van dit doorlopend krediet aan de man is toegedeeld, onder de verplichting aan partijen om elkaar over en weer te vrijwaren voor het overige. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Op 1 oktober 2002 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin kinderalimentatie is vastgesteld en voor zover daarin een verdeling is gelast van de gemeenschappelijke zaken die afwijkt van hetgeen de man bij zelfstandig verzoek heeft verzocht en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de vrouw om kinderalimentatie alsnog af te wijzen en de verdeling van de gemeenschappelijke zaken alsnog vast te stellen zoals door de man bij zelfstandig verzoek verzocht. De vrouw bestrijdt zijn beroep.
verdeling
2. Tussen partijen staat vast dat op hun huwelijksvermogensregime Turks recht van toepassing is. Partijen zijn het erover eens dat dit betekent dat uitsluitend bezittingen die gezamenlijk zijn verkregen en schulden die gezamenlijk zijn aangegaan gemeenschappelijk zijn en derhalve verdeeld moeten worden. De rechtbank heeft de schuld aan RVS met nummer [rekening nummer] en de schuld aan ABN-AMRO met nummer 426663314 buiten de verdeling gehouden, aangezien de rechtbank van oordeel was dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat dit gemeenschappelijke schulden betrof. De man kan zich met dit oordeel niet verenigen. Voorts is de man het er niet mee eens dat de rechtbank de woning van partijen in Turkije aan de vrouw heeft toebedeeld en heeft bepaald dat het flexibel krediet bij ABN-AMRO met nummer [rekening nummer] voor rekening van beide partijen dient te komen.
Het hof zal de verzoeken tot verdeling van beide partijen afwijzen, nu zij hun standpunten onvoldoende hebben onderbouwd. Het is het hof onbekend wat de waarde van de woning van partijen is en of er nog schulden bestaan in verband met de aankoop hiervan. Voorts zijn er geen - althans volstrekt onvoldoende - bescheiden overgelegd die betrekking hebben op de schulden, zodat onduidelijk is wat de hoogte van de schulden is, hoe deze worden afgelost en op wiens naam de schulden staan. Gelet op bovengenoemde onduidelijkheden is het voor het hof niet mogelijk de verdeling van de woning te gelasten en/of te bepalen voor wiens rekening de schulden dienen te komen. Hieruit volgt dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal vernietigen.
Alimentatie
3. De man voert aan dat hij als gevolg van zijn geringe inkomen in combinatie met zijn hoge schuldenlast geen draagkracht heeft om enig bedrag aan kinderalimentatie te voldoen. De man heeft het hof heeft geen inzicht gegeven in zijn financiële positie, aangezien hij in gebreke is gebleven duidelijke en begrijpelijke financiële bescheiden over te leggen of anderszins duidelijkheid te verschaffen over de hoogte van zijn inkomsten en lasten. Het hof acht de door de man overgelegde stukken, alsmede zijn toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, daartoe ontoereikend. Daarnaast heeft de man naar het oordeel van het hof niet aangetoond dat de door hem opgevoerde schulden dienen te prevaleren boven zijn verplichting kinderalimentatie te voldoen. De schulden zijn immers aangegaan voor een vakantie en voor de aanschaf van een auto, waarvan hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze nodig heeft voor zijn werk. Het hof is dan ook van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de door de rechtbank opgelegde kinderalimentatie niet kan betalen. Uit dit alles volgt dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin een verdeling is vastgesteld en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de man en de vrouw in eerste aanleg om een verdeling vast te stellen alsnog af;
bekrachtigt de bestreden beschikking voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Duindam en van der Burght, bijgestaan door mr. Groenleer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2003.