ECLI:NL:GHSGR:2003:AG1753

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
122H-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Labohm
  • M. Dusamos
  • J. Zonnenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van kinderen geboren uit een affectieve relatie en vervangende toestemming voor erkenning

In deze zaak gaat het om de erkenning van kinderen die zijn geboren uit een affectieve relatie tussen de moeder en de man. De moeder heeft van 1980 tot september 1995 een relatie gehad met de man, uit welke relatie meerdere kinderen zijn geboren. De man heeft de rechtbank verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van deze kinderen, omdat de moeder geen toestemming wilde geven. De rechtbank heeft de man vervangende toestemming verleend, maar de moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak behandeld en de belangen van de moeder, de man en de kinderen afgewogen. De moeder heeft aangevoerd dat erkenning door de man schadelijk zou zijn voor de kinderen en haar relatie met hen zou verstoren. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, die inmiddels 12 jaar of ouder zijn, ernstige bezwaren hebben tegen de erkenning door de man. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de kinderen bij niet-erkenning zwaarder wegen dan de belangen van de man bij erkenning. De erkenning door de nieuwe partner van de moeder is ook in overweging genomen. Het hof heeft uiteindelijk de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze vervangende toestemming aan de man verleende voor de erkenning van de kinderen, en het verzoek van de man om vervangende toestemming voor erkenning van de kinderen afgewezen. De beslissing van het hof is op 26 maart 2003 uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak : 26 maart 2003
Rekestnummer : 122-H-02
Rekestnr. rechtbank : 99-7448
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te 's-Gravenhage,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. J.W. Wladimiroff-Nater,
tegen
[verweerder]
wonende te 's-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
mr. A.B. Baumgarten,
kantoor houdende te Voorburg,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen [kind] en[kind]]
hierna te noemen: de bijzondere curator.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 18 februari 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 december 2001.
De man heeft op 19 juni 2002 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op 20 december 2002. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, de man, bijgestaan door zijn procureur en de bijzonder curator. Namens het openbaar ministerie is verschenen de advocaat-generaal mr. J.P. Wittop Koning.
De hierna te noemen [kind] en [kind] zijn op 20 januari 2003 in raadkamer gehoord.
Nadien is van de zijde van de moeder op 31 januari 2003 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ingekomen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - het volgende vast.
De moeder en de man hebben van 1980 tot september 1995 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit die relatie zijn onder meer geboren:
- S[kinderen], op 2[geboortedatum], thans meerderjarig, hierna te noemen: [kind] en [kind];
- [kind], op 2[geboortedatum], hierna te noe[kind]kind], en
- [kind], op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind].
De man is de verwekker van de kinderen.
De moeder weigert toestemming te geven tot de erkenning van de kinderen door de man.
Op 23 november 1999 heeft de man de rechtbank te 's-Gravenhage onder meer verzocht hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van de kinderen.
Bij beschikking van 2 oktober 2000 is mr. E.M. Krukziener, kantoorhoudende te 's-Gravenhage, tot bijzondere curator over de kinderen benoemd.
Op 28 juni 2001 heeft de nieuwe partner van de moeder [kind] erkend.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van de kinderen.
Op 13 december 2002 heeft dit hof mr. A.B. Baumgarten benoemd als bijzondere curator, zodat zij in de plaats treedt van mr. E.M. Krukziener.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin de man vervangende toestemming is verleend voor de erkenning van [kind], [kind], [kind] en [kind] en opnieuw beschikkende het inleidend verzoek van de man alsnog af te wijzen. Ter terechtzitting heeft de moeder haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij zich niet langer verzet tegen de erkenning van [kind] door de man. In geschil blijft derhalve nog het verlenen van vervangende toestemming aan de man voor de erkenning van [kind], [kind] en [kind].
2. De moeder stelt dat erkenning van [kind], [kind] en [kind] door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de kinderen en de belangen van de kinderen zal schaden. Volgens de moeder geldt voor wat betreft [kind] en [kind] dat zij slechts incidenteel contact met de man hebben. Ze hebben zich van meet af aan tegen erkenning uitgesproken en gelet op hun leeftijd dient hun mening bepalend te zijn. Met betrekking tot [kind] stelt de moeder dat hij inmiddels is erkend door de nieuwe partner van de moeder, zodat hij niet tevens door de man kan worden erkend. Bovendien betekent erkenning van [kind] door de man een breuk met de feitelijke situatie, nu [kind] de nieuwe partner van de moeder als zijn vader ziet en niet de man. De gevolgen van de erkenning zullen voor hem uitsluitend negatief zijn, aldus de moeder.
3. Volgens de man is het uitgangspunt dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Daarvoor is geen family-life tussen de verwekker en het kind noodzakelijk, zoals de moeder in haar beroepschrift kennelijk stelt. Het belang van de verwekker bij erkenning moet worden afgewogen tegen het belang van het kind en het belang van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind. Van schade aan de belangen van een kind is slechts sprake indien de erkenning een reëel risico voor het kind oplevert dat het wordt belemmerd in een evenwichtige sociaal psychologische en emotionele ontwikkeling. De man stelt zich op het standpunt dat de moeder geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat een dergelijk risico bestaat. Dat valt ook voor het overige nergens uit af te leiden. Het enige bezwaar van de moeder is haar eigen emotionele weerstand, maar dat is volgens de man onvoldoende om de erkenning tegen te houden. De man is dan ook van mening dat de moeder geen te respecteren belang heeft bij de weigering van haar toestemming. Met betrekking tot [kind] stelt de man tot slot nog dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling willens en wetens onjuiste informatie heeft verstrekt aan de rechtbank, nu de erkenning door de nieuwe partner van de moeder tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2001 reeds een feit was, te meer daar de rechter haar er expliciet naar heeft gevraagd.
4. De advocaat-generaal overweegt in zijn conclusie van 20 december 2002 dat uit de stukken onvoldoende blijkt dat erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de kinderen en/of de belangen van de kinderen zal schaden. Hij concludeert dan ook dat de grieven van de moeder ongegrond zijn en de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
5. De bijzondere curator is van mening dat de zaak ten aanzien van [kind] dient te worden aangehouden in afwachting van de procedure strekkende tot vernietiging van de erkenning van [kind] door de nieuwe partner van de moeder.
[kind]
6. Volgens HR 31 mei 2002, NJ 2002/470 kan de moeder vanaf het moment waarop een verzoek van de verwekker tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning bij de rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist aan een ander slechts voorwaardelijke toestemming tot erkenning verlenen. Die toestemming heeft alleen gevolg indien de door de verwekker gevraagde vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke uitspraak is geweigerd. [kind] is op 28 juni 2001, derhalve na het inleidend verzoek van de man hem vervangende toestemming te verlenen, door de nieuwe partner van de moeder erkend. Er is nog geen definitieve beslissing gegeven op dit inleidend verzoek. De beslissing van de Hoge Raad doortrekkend betekent dit dat de moeder aan haar nieuwe partner slechts voorwaardelijke toestemming heeft kunnen geven. Het hof is op basis van hierna aan te geven gronden van oordeel dat de man vervangende toestemming moet worden verleend tot erkenning van[kind]] zodat de voorwaarde waaronder de moeder de nieuwe partner toestemming had gegeven niet is vervuld. De erkenning door de nieuwe partner is derhalve op grond van artikel 1:204 lid 1 onder c BW nietig. Het hof zal de doorhaling gelasten van de hiervoor genoemde voorwaardelijke erkenning.
7. Op grond van de ontstaansgeschiedenis moet artikel 1:204 lid 3 BW aldus worden uitgelegd dat het in de procedure tot verkrijging van vervangende toestemming aankomt op een afweging van de belangen van de verwekker bij erkenning tegen de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind en de belangen van het kind bij niet-erkenning, waarbij als uitgangspunt geldt dat zowel het kind als de verwekker aanspraak erop heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De wetgever heeft zoveel mogelijk willen aansluiten bij de biologische werkelijkheid. Rekening houdend met de belangen van alle betrokkenen stelt de moeder naar het oordeel van het hof onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat erkenning haar relatie met [kind] zal verstoren en/of welke schadelijke gevolgen erkenning voor [kind] zal hebben. Ook uit de stukken valt niet af te leiden dat de belangen van de moeder of [kind] zullen worden geschaad door erkenning door de man. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de vrouw dat de man geen band met [kind] zou hebben, nu dit geen vereiste is voor erkenning. Derhalve is het hof van oordeel dat de man vervangende toestemming moet worden verleend, zodat de bestreden beschikking op dit punt dient te worden bekrachtigd.
[kind] en [kind]
8. Artikel 1:204 lid 1 onder d BW schrijft voor dat een erkenning gedaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van een kind van 12 jaar en ouder nietig is. In het onderhavige geval ontbreekt deze toestemming, nu [kind] en [kind] tijdens hun verhoor hebben aangegeven ernstige bezwaren te hebben tegen hun erkenning door de man. Op basis van artikel 1:204 lid 3 BW kan in een dergelijk geval deze toestemming worden vervangen, waarbij het aankomt op dezelfde belangenafweging als onder punt 7 genoemd. Het hof is van oordeel dat het belang van [kind] en [kind] bij niet-erkenning zwaarder weegt dan het belang van de man bij erkenning en overweegt daartoe als volgt. [kind] en [kind] hebben tijdens hun verhoor aangegeven dat erkenning zodanig veel onrust mee zal brengen dat hun huidige rustige gezinsleven zal worden verstoord. Zij ervaren het gedrag van de man als belastend, onder meer omdat hij hen in een loyaliteitsconflict brengt. Het hof acht deze bezwaren zo zwaarwegend dat erkenning achterwege dient te blijven, te meer daar aan de mening van [kind] en [kind] veel waarde moet worden gehecht gelet op hun leeftijd en hun mondigheid. Derhalve zal het hof de bestreden beschikking op dit punt vernietigen en het inleidend verzoek van de man voor zover hij daarin heeft verzocht hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [kind] en [kind], alsnog afwijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin vervangende toestemming aan de man is verleend voor erkenning van [kind] en [kind], en in zover-re opnieuw beschik-kende:
wijst het inleidend verzoek van de man hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [kind] en [kind] alsnog af.
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en voorzover daartegen geen cassatie is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente 's-Gravenhage;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente 's-Gravenhage de doorhaling van de akte van erkenning van [kind] door de nieuwe partner van de moeder, [huidige echtgenoot], geboren te 's-Gravenhage op [geboortedatum]
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Dusamos en Zonnenberg, bijge-staan door mr. Groenleer als griffier en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 26 maart 2003.