ECLI:NL:GHSGR:2003:AH9220
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Biemond
- A. van Lingen
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud van in het buitenland wonende verwanten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 mei 2003 uitspraak gedaan in het beroep van een belastingplichtige tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst. De belastingplichtige had voor het jaar 1999 aangifte gedaan met een belastbaar inkomen van ƒ 27.388 en had een bedrag van ƒ 4.645 als buitengewone lasten opgevoerd voor uitgaven ten behoeve van in het buitenland wonende verwanten. De Inspecteur heeft deze uitgaven echter niet in aftrek toegelaten, waardoor de aanslag werd vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 32.033.
De belastingplichtige heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. Hierop heeft de belastingplichtige beroep ingesteld bij het Gerechtshof. De kern van het geschil was of de uitgaven voor het levensonderhoud van de verwanten terecht niet in aftrek waren toegelaten. Het Hof oordeelde dat de belastingplichtige niet voldoende schriftelijke bewijzen had overgelegd om de uitgaven aan te tonen, zoals vereist door artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd benadrukt dat de juistheid van de in aftrek gebrachte uitgaven controleerbaar moet zijn voor de Belastingdienst.
Het Gerechtshof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een verzoek in te dienen voor een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak, maar dit kan niet leiden tot een heroverweging van de zaak.