ECLI:NL:GHSGR:2003:AH9224

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-02/02231
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Biemond
  • Van Lingen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardepeildatum en taxatie van onroerende zaak in geschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 mei 2003 uitspraak gedaan over het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de Inspecteur van de gemeente P. Het geschil betreft de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan de A-straat 1 te Z, op de waardepeildatum van 1 januari 1999. De Inspecteur had de waarde vastgesteld op € 315.377, terwijl belanghebbende een waarde van ƒ 635.000 (ofwel € 288.150) betoogde. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 mei 2003 was alleen de Inspecteur aanwezig, terwijl belanghebbende niet ter zitting verscheen.

Het Hof heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van de Wet waardering onroerende zaken en de daarbij behorende vergelijkingsmethode. De Inspecteur overhandigde een taxatieverslag waarin de waarde van de woning werd onderbouwd met gegevens van vergelijkbare objecten. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur, met het overgelegde taxatieverslag en de toelichting daarop, aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum ten minste € 315.377 bedroeg. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning niet in onjuiste verhouding stond tot de gerealiseerde verkoopprijs van het vergelijkingsobject B-straat 1 te Y.

Uiteindelijk verklaarde het Gerechtshof het beroep van belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken door mr. Biemond, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Lingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
twaalfde enkelvoudige belastingkamer
15 mei 2003
nummer BK-02/02231
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente P (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de beschikking, genomen op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) betreffende de onroerende zaak, plaatselijk bekend als A-straat 1 te Z.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter
zitting van het Gerechtshof van 1 mei 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand ter zitting verschenen.
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak A-straat 1 te Z (hierna: de woning). De woning is een vrijstaande woning met garage, berging en tuinhuis. De inhoud van de woning is ongeveer 695 m3 en de oppervlakte van het perceel bedraagt ongeveer 598 m2.
2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 1999 (hierna: de waardepeildatum). De Inspecteur heeft deze waarde uiteindelijk vastgesteld op € 315.377, terwijl belanghebbende een waarde van ƒ 635.000, ofwel € 288.150 bepleit.
3. Zoals blijkt uit de geschiedenis van de totstand-koming van de Wet dient, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17, lid 2, van de Wet, de aan een onroerende zaak toe te kennen waarde te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten ver-koop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de bes-te voor-bereiding door de meest-biedende gegadigde zou zijn besteed, waarbij ervan moet wor-den uitgegaan dat bij die veronderstelde verkoop de volle en onbe-zwaarde eigen-dom zou kunnen worden overgedragen en de ver-krij-ger de zaak in de staat waar-in die zich bevindt onmid-del-lijk en in volle om-vang in gebruik zou kun-nen nemen.
4. Ter zitting heeft de Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, ter ondersteuning van de door hem voorgestane waarde van de woning op de waardepeildatum, een taxatieverslag woningen overgelegd. Naast de gegevens van de woning bevat dit taxatieverslag gegevens van twee met de woning vergelijkbare objecten. Van het vergelijkingsobject B-straat 1 te Y is tevens een kort voor de waardepeildatum gerealiseerde verkoopprijs vermeld. Het Hof heeft geen reden aan de juistheid van de in dit taxatieverslag vermelde gegevens te twijfelen.
5. Na af-weging van het-geen par-tij-en over en weer in het geding heb-ben aangedragen is het Hof op grond van zijn waardering van de in het geding gebrachte bewijsmiddelen van oordeel dat de Inspec-teur, tegenover de betwisting daarvan door belanghebbende, met het door hem overgelegde taxatieverslag woningen en de daarop gegeven toelichting aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum ten minste € 315.377 bedroeg.
6. Het Hof heeft daarbij nog het volgende in aanmerking genomen. Het door de Inspecteur gehanteerde vergelijkingsobject B-straat 1 te Y is naar ligging, aard, bouwjaar en onderhoudstoestand verge-lijkbaar met de woning. Van een willekeurige waardevaststelling is dan ook geen sprake. Weliswaar vertoont het vergelijkingsobject op bepaalde punten verschillen met de woning van belanghebbende, maar naar 's Hofs oordeel kan niet worden gezegd dat de waarde van de woning in onjuiste verhouding staat tot de gerealiseerde verkoopprijs van het vergelijkingsobject. Daarbij heeft het Hof gelet op de verschillen tussen de verkoopprijs van het vergelijkingsobject en de waarde van de woning en tevens gelet op de verschillen tussen de woning en het vergelijkingsobject. Voorts acht het Hof door de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat met deze verschillen, met name de grootte en ligging, in voldoende mate is rekening gehouden.
7. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze uitspraak is vastgesteld op 15 mei 2003 door mr. Biemond en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Lingen.
(Van Lingen) (Biemond)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.