parketnummer 1003001801
datum uitspraak 11 juli 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE ' S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 24 januari 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 juni 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 5, 6, 7 en 9 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 8, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 9 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair, 6, 7, 8 primair, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
9. Nadere bewijsoverweging
Bij zijn oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam kan worden afgeleid dat de verdachte de onder 6 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan, laat het hof tot het bewijs meewerken de bijzonderheden met betrekking tot de modus operandi van de dader, zijnde de verdachte, in aanvulling op de aarzelende herkenning van de verdachte door het slachtoffer tijdens de videoconfrontatie.
Met betrekking tot de aarzelende herkenning overweegt het hof dat er bij de videoconfrontatie gebruik is gemaakt van figuranten die onder meer qua etnische afkomst, lengte, postuur, houding en gelaatskenmerken vrij veel gelijkenis vertoonden met de door de getuigen opgegeven signalementen van de dader en het uiterlijk van de verdachte en dat de figuranten bovendien licht geschminkt waren, voorzien van een klein haarstukje met dreadlocks en gekleed in dezelfde kleding om de onderlinge verschillen kleiner te maken. Bij deze wijze van confronteren hecht het hof enige waarde aan het feit dat het slachtoffer weliswaar niemand heeft herkend als dader, maar twijfels had bij de verdachte, omdat diens uitstraling en oogopslag haar deden denken aan de dader.
Met betrekking tot de modus operandi overweegt het hof dat uit het van achteren benaderen van het slachtoffer, een arm om de nek klemmen, een hand op de mond leggen, geld eisen, seksuele handelingen verrichten en na afloop in alle rust weglopen, een gang van zaken blijkt die in deze combinatie bijzonder is voor soortgelijke aan de verdachte tenlastegelegde feiten.
Derhalve is er een zodanige samenhang tussen de feiten dat een en ander tot de gevolgtrekking leidt, dat ook de feiten onder 6 en 7 door de verdachte zijn begaan.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
Het onder 2, 8 primair en 10 bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, gepleegd op de openbare weg.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
Het onder 6 en 13 bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 11 bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Het onder 12 bewezenverklaarde levert op:
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Plugge heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, alsmede tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, met conclusie tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van [naam] ten bedrage van € 5.103,11, subsidiair 110 dagen hechtenis, en ten aanzien van [naam] ten bedrage van € 4.537,80, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdvak van enkele maanden ten aanzien van acht slachtoffers schuldig gemaakt aan vooral zeer ernstige vermogensdelicten, verkrachtingen en pogingen daartoe, zowel op de openbare weg als in de woning van een van de slachtoffers, waarbij de verdachte er niet voor is teruggedeinsd om geweld tegen de slachtoffers te gebruiken en/of de slachtoffers daarmee te bedreigen. Nota bene zijn twee slachtoffers zowel beroofd als verkracht. Daarmee heeft de verdachte op buitengewoon brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers.
Het moet voor de vrouwen niet alleen een vernederende, maar ook een zeer kwetsende en angstwekkende ervaring zijn geweest.
Kennelijk gedreven door een onbeheersbare behoeftebevrediging heeft de verdachte op min of meer willekeurige wijze zijn slachtoffers uitgekozen en heeft hij zich tevens aan hen willen verrijken.
De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens gesteld boven het belang van de vrouwen en heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om hun gevoelens.
Door zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven dat hij geen enkel respect kan opbrengen voor zijn medemens. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ervan ondervinden. Daarnaast brengen feiten zoals de onderhavige bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 5 juni 2003, meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, in een aantal gevallen gepleegd met geweld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft ter terechtzitting van 6 september 2002 de zaak naar de rechter-commissaris te Rotterdam verwezen, teneinde een onderzoek te doen instellen naar de geestvermogens van de verdachte door twee gedragsdeskundigen, waarop Th.J.G. Bakkum, forensisch psychiater bij de Forensisch Psychiatrische Dienst Rotterdam/Dordrecht, op 25 november 2002, het advies heeft uitgebracht om over de verdachte opnieuw vanuit het Pieter Baan Centrum te laten rapporteren. Dit heeft geleid tot het rapport van het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht van 19 juni 2003, opgemaakt door J.A. van der Linden, psychiater (in samenwerking met A.A.R. de Kom, psychiater en vast gerechtelijk deskundige) en S.R. Schipper, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige.
De deskundigen komen -zakelijk weergegeven- tot de conclusie dat bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken tot uiting kwam. Uit de gesprekken en gedragsobservaties blijkt de verdachte een overmatige behoefte te hebben om de situatie waarin hij zich bevindt te controleren. De wijze waarop de verdachte zijn eigenbelang laat prevaleren, het bravouregedrag en zijn dwingende houding zijn uitingen van onderliggende krenkbaarheid en van een krampachtig vasthouden aan een geïdealiseerd zelfbeeld (narcisme). De verdachte is egocentrisch, empathieloos en impulsief, op grond waarvan de antisociale persoonlijkheids-stoornis als zeer ernstig wordt beoordeeld. Er is een drang naar onmiddellijke behoeftebevrediging waarop vrijwel geen innerlijke rem is.
Op grond van de gebrekkige impulscontrole, de vrijwel niet aantoonbare werking van enig geweten, zijn gerichtheid op primaire, onmiddellijke behoeftebevrediging en het gebrek aan empathie als gevolg van zijn ernstige persoonlijkheids-stoornis, achten de deskundigen de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
De kans op herhaling van feiten en gebeurtenissen zoals thans aan de verdachte tenlastegelegd is groot. Er zijn geen aanknopingspunten gevonden dat de verdachte zich in de toekomst anders dan voorheen zal gedragen. Er is geen tegenwicht voor zijn stoornis, integendeel, en alle factoren die medebepalend zijn geweest voor zijn gedrag, zoals cocaïnegebruik en sociale neergang, behoren tot de stoornis. Gezien de aard van de stoornis en het ontbreken van ziekte-inzicht is de verdachte niet gemotiveerd voor behandeling. Dus is behandeling in een voorwaardelijk kader ondenkbaar. Ter vermindering van de kans op herhaling adviseren de deskundigen een gedwongen behandeling (terbeschikkingstelling) met verpleging van overheidswege.
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de zijne. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat de verdachte terbeschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd. Het hof neemt daarbij de ernst van de begane feiten uitdrukkelijk in aanmerking.
Op grond van de aard en ernst van de delicten is naast oplegging van de vorengemelde maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden, waarbij het hof rekening houdt met de verminderde toerekening van de feiten aan de verdachte.
13. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1], wonende aan het [adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van ƒ 11.245,77 (€ 5.103,11).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 5.103,11
(ƒ 11.245,77).
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 6], wonende aan de [adres], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 10 en 11 tenlastegelegde tot een bedrag van ƒ 10.000,00 (€ 4.537,80).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 4.537,80
(ƒ 10.000,00).
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
14. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van respectievelijk een bedrag van € 5.103,11 (ƒ 11.245,77) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], en een bedrag van € 4.537,80 (ƒ 10.000,00) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6].
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 56, 57, 63, 242, 246, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 primair, 6, 7, 8 primair, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het gevorderde bedrag van VIJFDUIZEND ÉÉNHONDERDDRIE EURO EN ELF EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.103,11 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 102 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] tot het gevorderde bedrag van VIERDUIZEND VIJFHONDERD ZEVENENDERTIG EURO EN TACHTIG EUROCENT en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.537,80 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 90 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Mos-Verstraten en Abels, in bijzijn van de griffier mr Couvret.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2003.
Mrs Mos-Verstraten en Abels zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
----------------------------------
1. hij op 20 augustus 2000 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ketting en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van (gouden) ringen, toebehorende aan die [slachtoffer 1],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- drukken en gedrukt houden van zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] en
- met kracht vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 1] en
- zetten en gedrukt houden van een mes op de keel van die [slachtoffer 1] en
- in een washok (behorend bij een pand gelegen aan de […]singel]) sleuren van die [slachtoffer 1] en
- met kracht tegen de muur duwen van die [slachtoffer 1] en
- dreigend aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden “Je moet rustig zijn, anders ga ik je snijden” en “Ik wil geld” en “Ik wil je goud hebben”;
2. hij op 20 augustus 2000 te Rotterdam
door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en zich laten pijpen door die [slachtoffer 1],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- drukken en gedrukt houden van zijn hand op de mond van die [slachtoffer 1] en
- met kracht vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 1] en
- zetten en gedrukt houden van een mes op de keel van die [slachtoffer 1] en
- in een washok (behorend bij een pand gelegen aan de […]singel) sleuren van die [slachtoffer 1] en
- met kracht tegen de muur duwen van die [slachtoffer 1] en
- aan die [slachtoffer 1] toevoegen van de woorden “Je moet rustig zijn, anders ga ik je snijden” en “Doe je broek open” en “Ik wil je neuken” en “Ik wil je beffen” en “Je moet mij pijpen” en “Als je niet meewerkt, dan moet ik je met geweld verkrachten”;
3. hij op 7 januari 2001 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, te weten de […]laan,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portomonnee (onder meer inhoudende een geldbedrag van fl. 200,- of daaromtrent) en een pakje sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- met kracht rukken aan de portomonnee van die [slachtoffer 2] en
- dreigend aan die [slachtoffer 2] toevoegend van de woorden: “Give up” en
- schoppen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en ten val brengen van die [slachtoffer 2];
4. hij op 20 augustus 200 te Rotterdam,
ter uitvoering van het voornemen om door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- die [slachtoffer 3] op straat heeft benaderd met een ontblote erectie en
- die [slachtoffer 3] een hand voor de mond heeft gehouden en
- die [slachtoffer 3] een mes op de keel heeft gezet en
- die [slachtoffer 3] heeft toegevoegd de woorden: “Ik ben geil” en “Rustig doorlopen, een kik of ik steek” en
- die [slachtoffer 3] een portiek in heeft geduwd en heeft geduwd in de richting van de toegangsdeur van een bergingsruimte,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
6. hij op 3 januari 2001 te Rotterdam,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van twee biljetten van 25 gulden en een biljet van 10 gulden toebehorende aan die [slachtoffer 4],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- van achteren beetpakken van die [slachtoffer 4] en
- een arm om de nek van die [slachtoffer 4] klemmen en
- de hand voor de mond van die [slachtoffer 4] houden en
- die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden: “Niet gillen, geef me je geld” en "Ik ga je steken” en “Ik wil meer” en “Ik wil je portomonnee”;
7. hij op 3 januari 2003 te Rotterdam door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het beetpakken van haar billen en het brengen van een hand op haar borsten en haar buik,
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- van achteren beetpakken van die [slachtoffer 4] en
- een arm om de nek van die [slachtoffer 4] klemmen en
- de hand voor de mond van die [slachtoffer 4] houden;
8. hij op 6 januari 2001 te Rotterdam
door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 5],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- de hand voor de mond van die [slachtoffer 5] houden en
- de arm om de nek van die [slachtoffer 5] klemmen en
- die [slachtoffer 5] toevoegen van de woorden: Meekomen” en “Stil, niet schreeuwen” en “Stil, ik wil jou niet neersteken of je nek breken” en
- die [slachtoffer 5] meenemen van de [X]straat naar een kelderruimte in de [Y]straat en die [slachtoffer 5] in die kelderruimte duwen;
10. hij op 29 december 2000 te Rotterdam in een woning, gelegen aan de […]straat,
door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 6],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- met kracht vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 6] en
- met kracht tegen een muur gooien van die [slachtoffer 6] en
- op die (op de grond liggende) [slachtoffer 6] springen en zijn knie op het strottehoofd van die [slachtoffer 6] drukken en
- aan die [slachtoffer 6] toevoegen de woorden: “Ga op de grond liggen, anders ga ik u steken. Ga op uw buik liggen” en “Mevrouw gewoon meewerken, ga op je knieën, ik ga je neuken, anders ga ik steken, stil zijn, stil zijn” en
- naar beneden trekken van de boven en onderbroek van die [slachtoffer 6];
11. hij op 29 december 2000 te Rotterdam in een woning aan de […]straat,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een airmilespas, toebehorende aan [slachtoffer 6], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te vevoordelen door geweld of door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot afgifte van een (gouden) armband en een (gouden) collier, toebehorende aan die [slachtoffer 6],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- met kracht vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 6] en
- met kracht tegen een muur gooien van die [slachtoffer 6] en
- drukken en gedrukt houden van zijn hand op de mond van die [slachtoffer 6] en
- aan die [slachtoffer 6] toevoegen van de woorden “Mevrouw stil, ik wil geld”en “Mevrouw, u moet geld geven. Niet liegen, niet liegen. U moet niet tegen mij liegen. U moet geld geven, anders ga ik u steken” en “De pincode, de pincode, en niet liegen” en “Woont u hier alleen?” en “Als u liegt, dan ga ik u steken” en
- met kracht bij de kraag van de jas vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 6] de trap van de woning opduwen en een (woon)kamer van die woning induwen en
- die [slachtoffer 6] bij de keel vastpakken en/of vasthouden en met kracht dichtknijpen van de keel en/of hals van die [slachtoffer 6];
12. hij op 3 januari 2001 te Rotterdam,
ter uitvoering van het voornemen om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 7],
- die [slachtoffer 7] heeft toegevoegd de woorden: “Geef me je geld. Ik ga je steken. Niet schreeuwen” en
- toen die [slachtoffer 7] haar woning weas binnengegaan, van buitenaf met kracht tegen de deur van die woning heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 7] werd bemoeilijkt om de deur te sluiten,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
13. hij op 3 januari 2001 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een portomonnee, toebehorende aan die [slachtoffer 8],
hebbende dat geweld en die bedreiging met geweld bestaan in het
- terwijl die [slachtoffer 8] als bestuurster in een auto zat, het bestuurdersportier van die auto openen en
- die [slachtoffer 8] toevoegen van de woorden: “Opschuiven, opschuiven, ik steek je neer” en
- duwen tegen die [slachtoffer 8] en
- in die auto plaatsnemen en
- zeggen tegen die [slachtoffer 8] dat hij geld wilde.