rolnummer 2200388202
parketnummer 0975400202
datum uitspraak 24 juni 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 september 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 juni 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
1. primair: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de wet wapens en munitie, en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de wet wapens en munitie.
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Strack heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 50.000,--, subsidiair 180 dagen hechtenis, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een zeer grote hoeveelheid heroïne Nederland ingevoerd; de verdachte onderhield de (frequente) contacten met de kennelijk Turkse leverancier(s) van de heroïne. De verdachte heeft daarbij enkel het oog gehad op financieel gewin; de waarde van de ingevoerde partij was aanzienlijk. Dit delict draagt bij aan de handel in en het gebruik van heroïne, waardoor de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen wordt bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Ook heeft de verdachte wapens met munitie en een hoeveelheid cocaïne in zijn woning voorhanden gehad.
Het hof is dan ook van oordeel dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur plus een geldboete een passende reactie vormt. Omdat het feit uit winstbejag is begaan, acht het hof een geldboete noodzakelijk naast de vrijheidstraf.
Zijn draagkracht leidt het hof af uit zijn vermogen om minimaal een kwart kilogram cocaïne te kopen.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 t/m 5, zullen worden verbeurdverklaard, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 7, 8 en 10, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Ten aanzien van het blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, 9, 11 en 12 zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAAR EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tevens tot het betalen van een geldboete van TWINTIGDUIZEND EURO,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van HONDERDZESTIG DAGEN.
Verklaart verbeurd de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd
2 t/m 5.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 7, 8 en 10.
Gelast de teruggave van het blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, 9, 11 en 12, aan de verdachte, zonder afbreuk te doen aan de daarop anderszins rustende beslagen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier Van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2003.
------------------------------------------
1.
hij in de periode van 10 december 2001 tot en met 15 maart 2002 in een plaats in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 273,8 kilogram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 15 maart 2002 te Nieuwerkerk ad IJssel een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool met opschrift Carl Walther, en een onderdeel van een vuurwapen van categorie II, te weten een patroonhouden, en een wapen van categorie I, te weten een geluiddemper, en munitie vancategorie II, te weten 6 patronen kaliber .380 en 2 patronen kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad
3.
hij op 15 maart 2002 te Nieuwerkerk ad IJssel opzettelijk aanwezig heeft gehad 250,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.