ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1008

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200310302
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.P. von Brucken Fock
  • L.A.J.M. van Dijk
  • A.C. 't Hart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en afpersing gepleegd door meerdere personen met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, vaak met geweld of bedreiging met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal op de openbare weg en afpersing, waarbij de verdachte en medeverdachten slachtoffers dwongen om hun scooters en andere voorwerpen af te staan. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het ontvreemden van een groot aantal bromscooters, waarbij geweldshandelingen zijn toegepast, zoals het duwen en stompen van slachtoffers, en het tonen van een vuurwapen gelijkend voorwerp. De slachtoffers, veelal minderjarigen, hebben psychische schade en financiële verliezen geleden door deze gewelddadige berovingen. Het hof heeft de vorderingen van benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte niet gemotiveerd heeft betwist dat deze schade het gevolg is van zijn daden. Het hof heeft de straf van de verdachte vastgesteld op vijf jaar gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard en de kosten van de benadeelde partijen toegewezen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

parketnummer 1001112201
datum uitspraak 17 juni 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 28 juni 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 juni 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 14 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven. Voorts zijn schadevergoedingsmaat-regelen opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 14 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 15 tenlastegelegde nietig dient te worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het tenlastegelegde feit, deelneming aan een criminele organisatie, niet voldoet aan het in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde, aangezien de termen 'deelneming' en 'organisatie' niet voldoende duidelijk zijn omschreven.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Volgens vaste jurisprudentie behoeft in de regel in de tenlastelegging met betrekking tot een strafbaar feit als het onderhavige (artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) niet concreet te worden vermeld welke criminele organisatie wordt bedoeld, wat de werkwijze van die organisatie zou zijn en welke specifieke personen daaraan zouden deelnemen. De aanduidingen `deelneming´ en `organisatie´ worden op basis daarvan in het algemeen voldoende feitelijk geacht. In de onderhavige zaak geldt dat uit hetgeen onder 1 tot en met 13 is tenlastegelegd voldoende duidelijk blijkt op welke criminele organisatie en op welke activiteiten van die criminele organisatie de steller van de tenlastelegging het oog heeft gehad. Uit de processtukken
blijkt bovendien dat de verdachte geen enkele twijfel kan hebben gehad over de personen die in de ogen van de steller van de tenlastelegging van die criminele organisatie deel uit zouden maken. Het hof is daarom van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 15 tenlastegelegde voldoende specifiek en feitelijk is en voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen.
6. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
7. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 en 15 is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
8. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
9. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
Diefstal, voorafgegaan van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
2.
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
3., 12. en 13.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
4.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
5.
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
6.
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
7.
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
9., 10. en 11.
Diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een of meer medeverdachten schuldig gemaakt aan het ontvreemden van een groot aantal bromscooters en andere voorwerpen. In de meeste gevallen gebeurde dat op de openbare weg. De verdachte en zijn medeverdachte(n) dwongen de bestuurder om te stoppen of stil te staan waarna de scooter en/of andere voorwerpen werden weggenomen dan wel de bestuurder werd gedwongen de scooter en/of andere voorwerpen af te staan. Daarbij werden allerlei geweldshandelingen toegepast, zoals het vastpakken en het duwen van de bestuurder van de scooter en het stompen tegen het lichaam van de bestuurder, of werd met geweld gedreigd door de bestuurder van de scooter een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen of door de bromscooter vast te pakken of daartegen te schoppen of door dreigende woorden uit te spreken. In één enkel geval is een scooter zonder toepassing van of dreiging met geweld gestolen. Alle scooters werden of door de verdachte dan wel een medeverdachte zelf gehouden of aan een bekende heler verkocht.
De ervaring leert dat vooral in die zaken waarin geweld is toegepast of gedreigd is met geweld, de slachtoffers nog lange tijd lijden onder de psychische gevolgen daarvan. In de verschillende voegingsformulieren werden door de slachtoffers, veelal minderjarigen, de volgende gevolgen verwoord: geestelijke schade door angst, angst om op straat te gaan en misschien weer beroofd te worden, bang zijn om een nieuwe scooter aan te schaffen, ik durfde de eerste weken niet weg, sterke herbelevingen van dreiging door middel van pistool, concentratieproblemen, in- en doorslaapproblemen, onveilig gevoel op straat, ik durf 's avonds niet alleen met de scooter over straat.
Daarnaast hebben de rechthebbenden financiële schade geleden en overlast ondervonden.
Gewelddadige berovingen als de onderhavige tasten voorts de gevoelens van veiligheid en rust in de samenleving op ernstige wijze aan.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan rechtvaardigen op zichzelf zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Ter terechtzitting in hoger beroep is evenwel gebleken dat de medeverdachte [naam] door een andere rechtbank voor een grotere hoeveelheid feiten, die qua ernst niet voor die welke in de onderhavige zaak zijn bewezen verklaard onderdoen, is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk. Blijkens het mondelinge requisitoir heeft de advocaat-generaal bij de formulering van haar eis met deze omstandigheid rekening gehouden. Hoewel de strafoplegging niet beheerst wordt door het gelijkheidsbeginsel - iedere zaak en iedere verdachte moet immers op zijn eigen merites worden beoordeeld - kan het niet zo zijn dat de aan een mededader opgelegde straf bij de strafoplegging geen enkele rol mag spelen. Rekening houdende met de aan de medeverdachte [naam] opgelegde, veel lagere, straf en de door de advocaat-generaal gevorderde straf acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
13. Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten drie kettingsloten, één sleutel, één mes en één slotentrekker, zoals ook aangegeven op de aan dit arrest gehechte kopie van de beslaglijst, zullen worden verbeurdverklaard, aangezien dit een gezamenlijkheid van aan de verdachte toebehorende voorwerpen betreft met behulp waarvan de onderhavige strafbare feiten zijn begaan dan wel voorbereid.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
14. Vorderingen tot schadevergoeding
14.1
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 3.329,20 (€ 1.510,73).
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van
€ 792,75.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet gemotiveerd betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
14.2
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich namens [naam] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 5.390,16 (€ 2.445,95).
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 715,23.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet gemotiveerd betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
14.[naam]nderhavige strafproces heeft [naam], zich nam[naam] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 1.727,60 (€ 783,95).
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 712,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist tot een bedrag van € 643,46. De vordering van de benadeelde partij ligt in zoverre derhalve voor toewijzing gereed.
Daar komt bij dat de benadeelde partij -naar het oordeel van het hof- heeft aangetoond dat ook het door de verdachte betwiste deel van de gestelde schade is geleden en dat ook dit deel van de schade het rechtstreekse gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 4 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve volledig worden toegewezen.
14.4
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 6.347,38 (€ 2.880,32).
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 2.848,81.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet gemotiveerd betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
14.5
In het onderhavige strafproces heeft Sanitair Installatie Bureau H. van Pelt B.V., 4e Industriestraat 46 te Vlaardingen, zich als benadeelde partij gevoegd namens [naam] en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 8 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 2.590,- (€ 1.175,29).
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd tot bedrag van € 1.100,-.
Nu de verdachte terzake van het onder 8 tenlastegelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van dat feit geleden schade.
14.6
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 10 tenlastegelegde tot een bedrag van f. 2.260,- (€ 1.025,54).
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 907,56.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij [naam] niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces nu geen nota's ter onderbouwing van de vordering zijn overgelegd.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
14.7
Bovenstaande brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [namen] tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof voor elk van die partijen begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Een veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen [namen] kan achterwege blijven nu niet door of namens de verdachte is gesteld dat in verband met de verdediging tegen die vorderingen kosten zijn gemaakt.
15. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 8 en 15 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte kopie van de beslaglijst.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], tot het gevorderde bedrag van € 792,75 (ZEVENHONDERD TWEEËNNEGENIG EURO EN VIJFENZEVENTIG EUROCENT) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij P. Harreman (namens [naam]), Middelharnissestraat 23 te Schiedam, tot het gevorderde bedrag van € 715,23 (ZEVENHONDERDVIJFTIEN EURO EN DRIEËNTWINTIG EUROCENT) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij L.H. [naam] (nam[naam]), Koninginnelaan 151 te Vlaardingen, tot het gevorderde bedrag van € 712,- (ZEVENHONDERD EN TWAALF EURO) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam], tot het gevorderde bedrag van € 2.848,81 (TWEEDUIZENDACHTHONDERD ACHTEËNVEERTIG EURO EN EENENTACHTIG EUROCENT) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij Sanitair Installatie Bureau H. van Pelt B.V., 4e Industriestraat 46 te Vlaardingen niet-ontvankelijk in de v[naam]laart de benadeelde partij [naam], niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijk rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen [namen] in verband met hun vorderingen hebben gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak voor elk van die partijen zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van een bedrag aan schadevergoeding aan een benadeelde partij door een medeverdachte de veroordeling van de verdachte aan die benadeelde partij met een zelfde bedrag doet verminderen.
Dit arrest is gewezen door mrs E.P. von Brucken Fock, L.A.J.M. van Dijk en A.C. 't Hart, in bijzijn van de griffier mr V.H. Brouwer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juni 2003.
Mr A.C. 't Hart is buiten staat dit arrest te ondertekenen