ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1076

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200404402
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Filippini
  • A. van Kempen
  • C. Fonteijn-Van der Meulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en zware mishandeling met vuurwapen in het kader van omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 juni 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zijn ex-echtgenote heeft aangevallen. De verdachte, gefrustreerd over het niet tot stand komen van een omgangsregeling met zijn dochter, heeft met voorbedachten rade geprobeerd zijn ex-echtgenote van het leven te beroven door een geladen pistool op haar te richten en de trekker over te halen. Het pistool weigerde echter dienst, waardoor het misdrijf niet is voltooid. Vervolgens heeft de verdachte zijn ex-echtgenote met de kolf van het wapen geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen. De dochters van het slachtoffer hebben de aanval onderbroken door te reageren op het gegil van hun moeder. Het hof oordeelde dat de verdachte blijk gaf van grove minachting voor het leven van zijn ex-echtgenote en de gevolgen van zijn handelen voor zijn dochters niet in overweging nam. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van negentig maanden geëist, en het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen wapens en andere voorwerpen bevolen, en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, die alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

parketnummer 0990049702
datum uitspraak 27 juni 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 11 oktober 2002
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
13 juni 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgeproken en terzake van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negentig maanden, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte om opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte verzocht.
Het hof acht de ernstige bezwaren tegen de verdachte en gronden die tot de voorlopige hechtenis van de verdachte hebben geleid thans nog aanwezig en wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling af.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
7. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
8. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8.1. Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte van het hem onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Hij heeft daartoe - kort samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
- dat de verdachte de trekker van geen van de in beslag genomen pistolen heeft overgehaald; in dit verband heeft de raadsman gesteld dat uit de omtrent de in beslag genomen wapens uitgebrachte technische rapportages zou blijken dat beide wapens naar behoren functioneerden, zodat, als de verdachte de trekker van een van deze pistolen zou hebben overgehaald, het pistool zeker zou zijn afgegaan;
- dat geen sprake is geweest van een vooropgezet plan bij de verdachte om het slachtoffer, mevrouw L.I. [naam], van het leven te beroven;
- dat uitgaande van de conclusie die de rechtbank blijkens haar strafmotivering lijkt te trekken uit een van beide rapporten, dat er kennelijk geknoeid of iets mis zou zijn met het wapen of het patroon, zodanig dat daardoor het wapen niet zou kunnen afgaan, er slechts sprake kan zijn van een bedreiging; immers, de verdachte wist dan van te voren dat het wapen niet zou afgaan.
8.2.1.
Het hof acht op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen aannemelijk geworden dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd met behulp van het onder hem in beslag genomen pistool van het merk FN Browning. Dit pistool met de daarin en daarbij aangetroffen patronen is door deskundige Ing. P.J.M. Vugts van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nader onderzocht ter beantwoording van de vraag of met het pistool en de bijgeleverde munitie kan worden geschoten.
In zijn rapport, d.d. 16 september 2002, concludeert deze deskundige onder meer het volgende:
"Het pistool is bestemd en geschikt voor het semi-automatisch verschieten van pistoolpatronen kaliber 9 mm Browning Long. Met het pistool konden zonder storingen ook fabrieksnieuwe patronen worden verschoten van het kaliber 9 mm Parabellum.
De bijgeleverde munitie van het kaliber 9 mm Parabellum is herladen. Tijdens het verschieten van deze munitie in het pistool traden er invoer-en uitwerpstoringen op. Deze leken te worden veroorzaakt door de herladen munitie. Tweemaal trad er een afvuurstoring op doordat de herladen munitie te ver in de loop was gedrukt."
Gelet op bovenstaande conclusie kan niet geconcludeerd worden -zoals de raadsman beoogd- dat de trekker niet is overgehaald door de verdachte, nu het pistool niet is afgegaan.
8.2.2.
Met betrekking tot de voorbedachten rade, overweegt het hof als volgt. Nadat de verdachte eerder dan gebruikelijk zijn nachtdienst bij Philip Morris te Bergen op Zoom had beëindigd, is hij in de vroege ochtend van 18 juni 2002 naar de woning van het slachtoffer, de ex-vrouw van de verdachte, in Den Haag gereden met in zijn auto twee pistolen. Ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2003 heeft de verdachte verklaard dat hij met het slachtoffer over een omgangsregeling met zijn jongste dochter wilde praten. Daartoe had hij geen afspraak met haar gemaakt. Bij de woning van het slachtoffer aangekomen, is de verdachte uit zijn auto gestapt, heeft hij zijn jas dichtgeritst, een geladen pistool in zijn zak gestoken en een helm opgezet, teneinde -zo heeft hij ter terechtzitting verklaard- herkenning door derden te voorkomen. Vervolgens heeft hij, wetende dat het slachtoffer rond die tijd naar haar werk zou gaan, haar in de kelderbox opgewacht. Toen zij de kelderbox in kwam, heeft hij zijn pistool gepakt, het op het slachtoffer gericht en heeft hij verschillende malen de trekker van het pistool overgehaald.
Gezien het bovenstaande is het hof van oordeel dat de feitelijke handelingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvormen te beoordelen getuigen van een tevoren genomen besluit, waarbij de verdachte heeft nagedacht over en zich rekenschap gegeven heeft van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Derhalve acht het hof bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
8.2.3.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de in zijn auto aangetroffen wapens, waaronder het pistool, merk FN Browning, niet eerder had gebruikt. Uit deze verklaring leidt het hof af dat de verdachte niet op de hoogte was dat er een gebrek aan het pistool dan wel aan de daarbij behorende munitie kleefde.
8.2.4.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wapen uitsluitend heeft meegenomen ter afdreiging. In eerdergenoemd rapport heeft de deskundige vastgesteld dat zich in de kamer van de loop van het pistool een patroon bevond. Uit deze vaststelling in samenhang bezien met de verklaring van de verdachte dat hij dit pistool niet eerder had gebruikt, kan de conclusie worden getrokken dat het pistool door de verdachte op die dag was doorgeladen en derhalve schietklaar was gemaakt. Bezien in het licht van deze conclusie komt het hof de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig voor.
Ten overvloede merkt het hof op dat als de verdachte uitsluitend de intentie zou hebben gehad een wapen te gebruiken voor afdreiging het voor de hand zou hebben gelegen dat hij het -eveneens in zijn auto aangetroffen- gaspistool had gebruikt.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde levert op:
1 primair:
Poging tot moord;
2 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling;
3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
11. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negentig maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring van hetgeen onder nummer 1, 2, 3, 4 en 5, alsmede de onttrekking aan het verkeer van hetgeen onder nummer 7, 8, 9 en 10, en de teruggave aan de verdachte van hetgeen onder nummer 6 van de aan dit arrest gehechte beslaglijst wordt genoemd, gevorderd.
Tot slot heeft de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij mevrouw L.I. [naam] gevorderd tot een bedrag van € 1.000,-, met
niet-ontvankelijk verklaring voor het overige deel, alsmede de oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat tot een bedrag van € 1.000,-, subsidiair vijftig dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer.
Het hof heeft de op te leggen straf, bijkomende straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de
verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte, kennelijk gefrustreerd geraakt over het niet van de grond komen van een omgangsregeling met zijn dochter, heeft geprobeerd zijn ex-echtgenote, die hij in dat kader klaarblijkelijk als oorzaak van het niet totstandkomen van de door hem gewenste omgangsregeling zag, met voorbedachten rade van het leven te beroven door een geladen pistool op haar te richten en daarbij ook meermalen de trekker van dat pistool over te halen. Slechts aan de toevallige omstandigheid dat het pistool niet afging, is het te danken dat het misdrijf niet is voltooid. Vervolgens heeft de verdachte op het moment dat hij bemerkte dat het pistool dienst weigerde zijn ex-echtgenote diverse keren tot bloedens toe met de kolf van dat wapen tegen haar hoofd geslagen. Aan dit slaan is eerst een einde gekomen toen de dochters van het slachtoffer, gealarmeerd door haar gegil, bij de trap naar de kelderruimte waren verschenen en hun moeder met bebloed gezicht aantroffen. Door aldus te handelen, heeft de verdachte blijk gegeven van een grove minachting van de waarde van een mensenleven. De verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen gevoelens van gekwetstheid en zich niet laten weerhouden door de gevolgen die zijn handelen bij welslagen niet alleen voor zijn ex-echtgenote maar vooral ook voor zijn dochters zou hebben gehad.
Met zijn handelen geeft de verdachte tevens blijk van minachting voor regels gericht op handhaving van maatschappelijke orde en veiligheid. Hij heeft zonder de vereiste vergunning wapens voorhanden die hij naar eigen inzicht meende te kunnen gebruiken. De ongecontroleerde aanwezigheid van vuurwapens veroorzaakt niet alleen gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen maar kan ook leiden tot gevaarlijke incidenten en geweldescalatie zoals in de onderhavige zaak blijkt.
Gezien hun ernst tilt het hof zwaar aan de door de verdachte gepleegde feiten.
De verdachte en ook de samenleving dient ervan doordrongen te worden dat feiten zoals door de verdachte gepleegd niet getolereerd kunnen worden. Dit moet ook in de strafmaat tot uiting komen.
In de persoon van de verdachte zoals die naar voren komt uit het psychiatrisch rapport van R.J.H. Winter, psychiater te 's-Gravenhage, d.d. 4 augustus 2002, vindt het hof geen aanleiding tot matiging van de straf.
12. Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten één integraal helm, inclusief hoes, één spijkerbroek, maat 36/34, één jas, merk Tenson, één broekriem en één paar schoenen, merk Tec One, zullen worden verbeurdverklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten één pistool, merk FN Browning en 4 patronen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten één alarmpistool, merk Valtro en 46 patronen, dienen eveneens te worden onttrokken aan het verkeer omdat met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp te weten de personenauto [nummer], merk Opel Astra, 1998, kleur
grijs, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
13. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft mevrouw L.I. [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde tot een bedrag van € 1.285,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het - in eerste aanleg toegewezen - bedrag van € 750,-.
Het slachtoffer vraagt vergoeding van materiële schade. Nu de omvang van de schade wordt betwist, het slachtoffer bovendien geen rekeningen of ander bewijs heeft overgelegd en voorts niet bekend is of de verzekering een deel van de kosten voor zijn rekening neemt, is naar het oordeel van het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schade-vergoeding. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof begroot op nihil.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en het verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd hetgeen onder nummer 1, 2, 3, 4 en 5 van de aan dit arrest gehechte beslaglijst is genoemd, te weten: één integraal helm, inclusief hoes, één spijkerbroek, maat 36/34, één jas, merk Tenson, één broekriem en één paar schoenen, merk Tec One.
Verklaart onttrokken aan het verkeer hetgeen onder nummer 7, 8, 9 en 10 van de aan dit arrest gehechte beslaglijst is genoemd, te weten: één pistool, merk FN Browning, één alarmpistool, merk Valtro, 46 patronen en 4 patronen.
Gelast de teruggave van de personenauto [nummer], merk Opel Astra, 1998, kleur grijs aan de verdachte.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Filippini, Van Kempen en Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2003.