ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1139
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Zonnenberg
- A. De Bruijn-Lückers
- J. Labohm
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime 's-Gravenhage 1978 in echtscheidingsprocedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin het huwelijksvermogensrecht van partijen werd beheerst door het Pakistaanse recht. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, stelt dat het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime 's-Gravenhage 1978 van toepassing is, en dat het huwelijksvermogensrecht vanaf een bepaalde datum door het Nederlandse recht moet worden beheerst. Het hof oordeelt dat de verdragsregels universeel toepasbaar zijn, ongeacht de nationaliteit of woonplaats van de echtgenoten.
De vrouw heeft op 24 december 2002 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 25 september 2002. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2003 is de vrouw verschenen, terwijl de man niet is verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en dat de vrouw een verzoekschrift heeft ingediend voor echtscheiding en verdeling van de gemeenschap van goederen.
Het hof concludeert dat de vrouw onvoldoende informatie heeft verstrekt over de eigendom van de onroerende zaak en de hypothecaire geldlening. Hierdoor kan het hof niet vaststellen of de onroerende zaak tot de voormalige huwelijksgoederengemeenschap behoort. Het hof is van oordeel dat de vordering van de vrouw terzake verdeling moet worden afgewezen, en bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank.