ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1151
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Gerretsen-Visser
- A. Stille
- J. van Leuven
- Rechtspraak.nl
Gezagsregeling over kind erkend door Belgische vader
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 juli 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gezagsregeling over een kind dat door de vader, een Belgische nationaliteit heeft, is erkend. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de kantonrechter te Terneuzen verzocht om uitsluitend met het gezag over het kind te worden belast, dan wel om gezamenlijk gezag met de moeder. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft hiertegen verweer gevoerd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft als belanghebbende opgetreden in deze zaak.
De ouders hebben van mei 1993 tot eind december 2000 een affectieve relatie gehad, waaruit het kind is geboren. De vader heeft het kind erkend op 19 december 1997. Sinds het uiteengaan van de ouders heeft het kind haar hoofdverblijf bij de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat door de erkenning van het kind door de vader, het kind zowel de Nederlandse als de Belgische nationaliteit heeft verkregen. Dit heeft gevolgen voor de gezagsverhouding, die op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 in Nederland moet worden erkend.
Het hof concludeert dat de continuïteit van de Belgische gezagsregeling meebrengt dat het verzoek van de vader om een gezagsregeling overbodig is, aangezien er reeds van rechtswege in het gezamenlijk gezag is voorzien. De vader heeft ingestemd met de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder en heeft toegezegd de zorg van de moeder te respecteren. Het hof heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om gezamenlijk gezag, omdat er reeds een wettige voorziening in het gezag is.
De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter voor wat betreft het gezag en bevestigt dat het gezag over het kind gezamenlijk berust bij de vader en de moeder.