ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1153

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
217-R-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • J. Duindam
  • A. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing en ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 juli 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De moeder van [kind] was ontheven van het ouderlijk gezag en had op 14 maart 2003 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 18 december 2002, die de machtiging tot uithuisplaatsing had verlengd. De moeder was bij beschikking van 4 mei 1999 ontheven van het ouderlijk gezag over [kind], en Jeugdzorg was met de voogdij belast. Hierdoor was de moeder niet bevoegd om verzoeken te doen met betrekking tot de uithuisplaatsing van [kind].

Tijdens de behandeling van de zaak op 9 juli 2003 was alleen de moeder aanwezig, terwijl Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming niet ter zitting verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, gezien haar ontheffing van het ouderlijk gezag, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De beslissing over de uithuisplaatsing heeft geen rechtstreekse betrekking op haar rechten en verplichtingen, waardoor zij niet ontvankelijk is in haar hoger beroep.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die de ontvankelijkheid van de moeder in het hoger beroep zouden kunnen rechtvaardigen. De uitspraak van het hof was dan ook dat de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak : 9 juli 2003
Rekestnummer : 217-R-03
Rekestnr. rechtbank : 187738 / F2 RK 02-3984
186945 / F2 RK 02-3837
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. T. Bissessur,
tegen
de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam,
kantoorhoudende te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
1. de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 14 maart 2003 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 18 december 2002.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 12 juni 2003 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van Jeugdzorg is bij het hof op 30 juni 2003 een fax met aanvullende stukken ingekomen. Jeugdzorg heeft het hof bij fax van 8 juli 2003 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
De minderjarige [kind] heeft bij fax van 8 juli 2003 haar mening ten aanzien van haar verblijf in Alexandra kenbaar gemaakt.
De raad heeft het hof bij brief, bij het hof ingekomen op 27 juni 2003, laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 9 juli 2003 is de ontvankelijkheid van de zaak mondeling behandeld, waarbij uitsluitend de moeder is verschenen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
[kind], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: [kind], is bij beschikking van 20 december 1995 onder toezicht gesteld van Jeugdzorg. De moeder is bij beschikking van 4 mei 1999 ontheven van het ouderlijk gezag over, onder meer, [kind]. Bij diezelfde beschikking is Jeugdzorg met de voogdij van [kind] belast. [kind] is uit huis geplaatst.
DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP
De moeder is in hoger beroep gekomen van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] van 18 december 2002. De moeder is echter bij beschikking van 4 mei 1999 ontheven van het ouderlijk gezag over [kind]. Op grond van de wet is de moeder om deze reden niet bevoegd verzoeken te doen met betrekking tot het afgeven, wijzigen of beëindigen van een machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing betreffende de uithuisplaatsing heeft strikt genomen - nu de moeder het gezag niet heeft - geen rechtstreekse betrekking op haar rechten en verplichtingen, zodat de moeder niet kan worden gezien als een belanghebbende op grond waarvan zij in haar onderhavige hoger beroep zou kunnen worden ontvangen.
Ter zitting is gesteld noch gebleken dat de omstandigheden thans anders zijn, zodat de moeder in haar hoger beroep niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Duindam en Van Leuven, bijge-staan door mr. Sijbesma als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 9 juli 2003.