ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1154

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
019--R-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Kok
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie na scheiding van ouders die niet hebben samengewoond

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 juli 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vader aan de moeder moet betalen voor hun kind. De vader, die in Rotterdam woont, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 18 oktober 2002 aangevochten, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 350,- per maand. De vader stelde dat hij niet in staat was deze bijdrage te betalen vanwege zijn hoge schulden en beperkte draagkracht. Hij heeft een netto inkomen van € 1.278,- per maand, maar al zijn vrije ruimte gaat op aan de aflossing van zijn schulden. De moeder, die ook in Rotterdam woont, heeft verweer gevoerd en stelde dat de vader wel degelijk in staat is om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind.

Tijdens de zitting op 23 mei 2003 is de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de moeder van begin mei 1992 tot medio 1997 een affectieve relatie hebben gehad en dat zij samen een kind hebben, dat door de vader is erkend. De moeder heeft alleen het gezag over het kind. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de ouders niet hebben samengewoond, het gezinsinkomen tijdens de relatie bepalend is voor de behoefte van het kind. Het hof heeft geconcludeerd dat de behoefte van het kind op € 185,- per maand moet worden vastgesteld, rekening houdend met de financiële situatie van de vader en de moeder.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie vastgesteld op € 185,- per maand, met ingang van 8 juli 2002. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak : 23 juli 2003
Rekestnummer : 019-R-03
Rekestnr. rechtbank : F2 02-2621
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[eiser]
wonende te Rotterdam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. G.P. van Eijk,
tegen
[verweerster],
wonende te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H. Koning.
PROCESVERLOOP
De vader is op 14 januari 2003 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 18 oktober 2002.
De moeder heeft op 28 februari 2003 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 24 februari 2003 aanvullende stukken ingekomen.
Op 23 mei 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam en de moeder, bijgestaan door mr. drs. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De vader en de moeder hebben van omstreeks begin mei 1992 tot en met medio 1997 een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit op [geboortedatum] is ge[kind] minderja-rige: [kind], hierna te noemen: [kind]. De vader heeft [kind] erkend. De moeder heeft alleen het gezag over haar.
Op 7 augustus 2002 heeft de moeder de rechtbank te Rotterdam verzocht de aan haar te betalen kinderalimentatie ten laste van de vader, met ingang van 8 juli 2002 en uitvoerbaar bij voorraad, vast te stellen op € 350,- per maand, althans op een zodanig bedrag en op zodanig tijdstip vast te stellen als de rechtbank juist acht. De vader heeft tegen dit inleidende verzoek verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de kinderalimentatie met ingang van 8 juli 2002 bepaald op € 350,- per maand, vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve [kind] kan of zal worden verleend.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
Ten aanzien van de vader
De vader is geboren op [geboortedatum]. Hij was in loondienst bij een bouwbedrijf. Zijn inkomen uit loondienst bedraagt, volgens de jaaropgave van 2002 € 18.387,- bruto. Sedert 10 maart 2003 is hij in dienst bij een beveiligingsbedrijf. Zijn inkomen bedraagt daar € 1.180,- per vier weken, inclusief overwerk en weekendtoeslagen, doch exclusief vakantiegeld, zulks blijkens zijn loonstrook over periode 4 van 2003. Hij is zie-kenfondsverzekerd.
De vader heeft de volgende maandlasten:
- € 330,- huur en enige servicekosten.
Ten aanzien van de moeder
De moeder is geboren op [geboortedatum]. Zij vormt samen met [kind] een eenoudergezin. Zij ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. [kind] heeft behoef-te aan alimentatie van de vader.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de kinderalimentatie, de behoefte van [kind] en de draagkracht van de vader.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, de alimentatie met ingang van 8 juli 2002 althans met ingang van de datum van indiening van het beroepschrift te stellen op nihil, althans op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren. De moeder bestrijdt zijn beroep.
3. Ter ondersteuning van zijn beroep voert de vader aan dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de moeder behoefte heeft aan een bijdrage voor [kind] van € 350,- per maand. Hij wijst er op dat hij nooit met de moeder heeft samengewoond en dat dus het gezamenlijk inkomen van de ouders niet als maatstaf kan dienen voor de bepaling van de behoefte van [kind]. De moeder vindt dat de inkomens van de vader en van haar bij elkaar opgeteld moeten worden en maatgevend moeten zijn voor de vaststelling van de behoefte. De moeder wil ook graag de originele jaaropgaaf van 2002 zien, zij heeft haar twijfels over de echtheid van de overgelegde opgave. Bovendien heeft zij op de jaaropgave aangetroffen dat de vader slechts 179 dagen heeft gewerkt in 2002. Er moet met een hogere verdiencapaciteit worden rekening gehouden. Voor wat betreft de behoefte van [kind] overweegt het hof als volgt. Indien kinderen tijdens een samenwoning van de ouders worden geboren is in beginsel het gezinsinkomen tijdens het huwelijk (of de samenwoning) bepalend voor de uitgaven die ten behoeve van de kinderen worden gedaan. Dit gezinsinkomen is ook bepalend voor de beoordeling van de behoefte van het kind na scheiding. Uitgangspunt is dat kinderen in beginsel niet slechter af moeten zijn door en na scheiding van hun ouders. Niet valt in te zien waarom ouders minder ten behoeve van hun kinderen zouden (moeten) uitgeven - en kinderen in financieel opzicht slechter zouden moeten af zijn - indien ouders om hen moverende redenen nimmer samenwoonden. Voor de beoordeling van de omvang van de behoefte van [kind] zijn derhalve in beginsel zowel het inkomen van de vader als dat van de moeder van belang. De vader heeft een inkomen van netto € 1.278,- exclusief vakantiegeld, per maand. De moeder had en heeft geen inkomsten anders dan een bijstandsuitkering. Nu de moeder geen eigen inkomen geniet, maar een uitkering ontvangt, waar zij geen recht op zou hebben wanneer de ouders samen zouden wonen, acht het hof het redelijk voor de behoefte van [kind] slechts rekening te houden met het inkomen van de vader, en berekent het hof die behoefte op € 185,- per maand. Nu de moeder geen eigen inkomsten geniet, komt dit bedrag geheel voor rekening van de vader. Het hof zal hierna bepalen of de vader draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen.
4. Ten onrechte is de rechtbank er volgens de vader van uitgegaan dat hij draagkracht heeft voor de opgelegde bijdrage. Hij heeft grote schulden, voor de afbetaling waarvan hij de hulp heeft gezocht van het meldpunt Schuldhulpverlening van de gemeente Rotterdam. Al zijn vrije ruimte wordt voor de aflossing van de schulden aangewend, zo stelt hij. De moeder vindt dat geen rekening moet worden gehouden met schulden die zijn aangegaan na het uiteengaan van partijen, zij wil daarover graag opheldering.
Ter zitting heeft de vader een recente salarisstrook overgelegd. Daaruit blijkt dat hij per vier weken € 1.180,- netto verdient, exclusief vakantiegeld. Per maand komt dit neer op een bedrag van € 1.278,- exclusief vakantiegeld. De vader heeft een huur van € 330,-. Daarmee zal het hof rekening houden. Met schulden van de vader zal het hof geen rekening houden, nu de vader slechts heeft gesteld, doch niet heeft aangetoond, dat hij aflost op deze schulden. Overigens is ook de omvang van de schulden niet geheel duidelijk, nu de vader slechts een eigengemaakt overzicht daarvan heeft overgelegd, en geen overzichten van de zijde van zijn schuldeisers.
5. Het voorgaande brengt met zich mee dat de vader in staat moet worden geacht een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind], ter hoogte van € 185,- per maand, te voldoen.
Dit brengt met zich mee dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschik-ken-de:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen kin-derali-mentatie met ingang van 8 juli 2002 op € 185,- per maand, wat de na heden te ver-schij-nen termijnen betreft bij voor-uitbe-ta-ling te vol-doen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voor-raad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Kok en Labohm, bijge-staan door mr. Louwinger-Rijk als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 23 juli 2003.