ECLI:NL:GHSGR:2003:AJ9989

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
149-H-03
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bruijn-Lückers
  • A. van den Wildenberg
  • M. Gerretsen-Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling geboortegegevens van in Italië geboren kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de geboortegegevens van een in Italië geboren kind. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om vast te stellen dat haar kind, geboren op een bepaalde datum en tijd in Italië, haar dochter is. De vrouw heeft in eerste instantie de rechtbank verzocht om de geboorteakte op te maken, maar haar verzoek werd afgewezen. De vrouw is van mening dat er voldoende bewijs is om de geboortegegevens vast te stellen, maar het hof oordeelt dat de door haar aangevoerde feiten en getuigenissen onvoldoende zijn om de geboortedatum en geboorteplaats van het kind vast te stellen.

De vrouw heeft verklaard dat zij op 28 juli 2001 naar Italië is gereisd en daar op een bepaalde datum is bevallen. Echter, het hof heeft twijfels over de geloofwaardigheid van haar verklaringen, vooral gezien de tegenstrijdigheden in haar verhaal en het ontbreken van bewijs van de geboorte in Italië. De vrouw heeft geen aangifte van de geboorte gedaan in Italië, omdat zij dacht dat dit alleen in Nederland kon. Het hof heeft ook opgemerkt dat de getuigen die de vrouw heeft aangedragen niet daadwerkelijk bij de geboorte aanwezig waren, wat hun verklaringen minder betrouwbaar maakt.

Uiteindelijk heeft het hof, na het beoordelen van alle ingediende stukken en het verhandelde ter zitting, geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om de geboortegegevens van het kind vast te stellen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van de vrouw om de geboorteakte op te maken is afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak : 3 september 2003
Rekestnummer : 149-H-03
Rekestnr. rechtbank : 02-2849
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[belanghebbende],
wonende te Zaandam, gemeente Zaanstad,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E. Schenkius.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[benadeelde partij],
wonende te Den Helder,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 18 februari 2003 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 november 2002.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 23 april 2003, 28 juli 2003 en 20 augustus 2003 aanvullende stukken ingekomen.
Op 20 augustus 2003 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door mr. L.W. Oude Essink, advocate te Zaandam en de man. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal mr. J.P. Wittop Koning, heeft mondeling geconcludeerd.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast.
De vrouw is op [datum] gehuwd met [benadeelde partij]. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, de vrouw heeft een verblijfsvergunning voor de duur van vijf jaar. De vrouw is op 28 juli 2001 afgereisd naar [plaats] te [land]. Aldaar is op [geboo[kind]um] geboren [kind], hierna te noemen: [kind]. De man erkent dat hij de vader is van [kind].
Op 18 april 2002 heeft de vrouw de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht:
- vast te stellen dat [kind] is geboren op [geboortedatum] te [tijdstip] uur in [plaats] te [land];
- vast te stellen dat de vrouw, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] te [geboorteland], de moeder is van [kind];
- vast te stellen dat de man, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] te [geboorteland], de vader is van [kind];
- en voorts de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen.
BEOORDELING
1. Aan de orde is de vaststelling van de geboortegegevens van [kind].
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en:
- vast te stellen dat [kind] is geboren op [geboortedatum] te [tijdstip] uur in [plaats] te [land], althans een zodanige datum en tijdstip vast te stellen als het hof juist acht;
- vast te stellen dat de vrouw, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] te [geboorteland], de moeder is van [kind];
- vast te stellen dat de man, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] te [geboorteland], de vader is van [kind];
- en voorts de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen.
3. De vrouw is van mening dat er voldoende noodzakelijke gegevens ex artikel 1:25c BW voorhanden zijn, op basis waarvan een vervangende geboorteakte kan worden vastgesteld. De vrouw stelt daartoe dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om de benodigde gegevens, zijnde de geboortedatum en geboorteplaats van [kind], vast te kunnen stellen. Ook stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat de heer [getuige 1] enkel en alleen zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan de vrouw. Volgens de vrouw heeft zij voldoende onderbouwd waarom de aangifte in [land] niet mogelijk is en heeft zij voldoende (getuigen)bewijs geleverd omtrent de geboorteplaats en geboortedatum van [kind].
4. Het openbaar ministerie heeft mondeling geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het hoger beroep van de vrouw en heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De vrouw stelt de volgende, voor de beoordeling van het hoger beroep relevante, feiten en omstandigheden ten aanzien van de geboorte van [kind]. De vrouw is op [datum] gehuwd met de man. De vrouw is op 18 oktober 2000 naar ziekenhuis De Heel in Zaandam, gemeente Zaanstad, gegaan en daar is geconstateerd dat zij zwanger was. Nadien heeft de vrouw zich niet meer tot het ziekenhuis gewend. De vrouw, die toen hoogst zwanger was, is op 28 juli 2001 met de auto naar een vriendin in [land] afgereisd. De man is niet meegereisd naar [land], maar is in Nederland gebleven. Op [geboortedatum] om [tijdstip] uur is de vrouw, in bijzijn van een bevriende doch niet officiële vroedvrouw, in [plaats] te [land] bevallen van een dochter genaamd [kind] Cumari Islaw. Tijdens de bevalling waren de heren [getu[getuige 1]] hierna te noemen: [getuige 1] en [getuige 2] elders in het huis aanwezig waar de vrouw beviel. De vrouw heeft van de geboorte geen aangifte gedaan in [land], omdat zij veronderstelde dat zij enkel en alleen aangifte in Nederland kon doen aangezien dat haar woonland is. Kort voor de mondelinge behandeling bij de rechtbank is de vrouw naar het Nederlandse consulaat in Rome
afgereisd, teneinde alsnog aangifte van de geboorte van [kind] te doen; dit is niet gelukt. De vroedvrouw die destijds bij de geboorte aanwezig is geweest is onvindbaar zodat het niet mogelijk is om haar een verklaring te laten afleggen omtrent de geboorte van [kind].
6. De vrouw heeft, naast een verklaring van de heren [getuige 1] en [getuige 2], dat de vrouw in [plaats] is bevallen van een dochter, verklaringen overgelegd van de heer [getui[getuige 3], hierna te noemen: [getuige 3] en m[getuige 4][getuige 4], hierna te noemen: [getuige 4], beide gedagtekend 4 februari 2003. Beiden verklaren dat de vrouw zwanger was toen zij naar [land] is vertrokken. Beiden verklaren ook dat de vrouw in [plaats] is bevallen van [kind].
7. Overgelegd is een verklaring van de gemeente [plaats], waaruit blijkt dat de vrouw, nu zij niet in een kliniek is bevallen, via de civiele rechtbank te [plaats] (naar het hof aanneemt in een soortgelijke procedure als de onderhavige) kan verzoeken om het opmaken van een geboorteakte.
8. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat het door de vrouw gestelde onvoldoende is om op grond daarvan vast te stellen dat [kind] op [geboortedatum] om [tijdstip] uur te [plaats] is geboren. In eerste aanleg heeft de vrouw gesteld dat [getuige 1] na de bevalling naar het gemeentehuis in [plaats] is gegaan om de bevalling van [kind] te registreren, doch daar werd de inschrijving - zo stelt de vrouw - geweigerd daar zij niet in het ziekenhuis is bevallen. In de procedure in hoger beroep heeft de vrouw gesteld dat zij geen aangifte in [land] heeft proberen te doen van de geboorte van [kind], omdat zij ervan overtuigd was, dat de aangifte in Nederland moest plaatsvinden, aangezien zij in Nederland woont. Gelet op deze tegenstrijdige verklaringen van de vrouw is het hof van oordeel dat zij niet nader heeft onderbouwd waarom de aangifte in [land] niet mogelijk is.
Bij de stelling van de vrouw dat zij geen verklaring van de vroedvrouw kan overleggen omdat deze onvindbaar is heeft het hof ernstige twijfel, nu deze vroedvrouw - zo stelt de vrouw - een bevriend persoon van haar is. De door de vrouw overgelegde (getuigen)verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] acht het hof niet aannemelijk, nu deze heren niet daadwerkelijk bij de geboorte van [kind] aanwezig zijn geweest, doch alleen in de woning aanwezig waren. De door de vrouw overgelegde verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] steunen de stelling van de vrouw - dat zij in [land] is bevallen van [kind] - niet. Immers deze personen zijn niet daadwerkelijk bij de bevalling in [land] aanwezig geweest. Deze verklaringen geven alleen weer dat de vrouw zwanger was toen zij naar [land] vertrok. Het hof acht het zeer ongeloofwaardig dat de vrouw met de auto in de zomer naar [land] is afgereisd om - zoals de vrouw zelf stelt - een zieke tante te bezoeken op het moment dat zij bijna 11 maanden zwanger was. Overigens acht het hof een zwangerschapsduur van bijna 11 maanden - mede gezien de medische consequenties - hoogst onaannemelijk.
Aan het door de vrouw overgelegde bloedonderzoek bij het CLB kan geen conclusie worden getrokken ten aanzien van de geboortedatum en geboorteplaats van [kind]. Overigens komt het hof het merkwaardig voor dat de vader niet in het DNA onderzoek is betrokken.
Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof met de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn omtrent de juiste geboortedatum en geboorteplaats van [kind], zodat het hof de geboortegegevens van [kind] niet kan vaststellen. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking bekrachtigen.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bruijn-Lückers, Van den Wildenberg en Gerretsen-Visser, bijge-staan door mr. Visser als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 3 september 2003.