ECLI:NL:GHSGR:2003:AK3514

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/501
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • K. Kok
  • M. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederen in het buitenland en eigendom van onroerende zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van goederen die zich in het buitenland bevonden. De vrouw, appellante en tevens incidenteel geïntimeerde, had drie auto's verkocht in het buitenland, waarvan de opbrengst 200.000 [valuta] bedroeg. De man, geïntimeerde en tevens incidenteel appellant, betwistte de eigendom van de onroerende zaken en stelde dat de vrouw de opbrengst van de verkoop van de auto's niet correct had verrekend met leningen die zij had afgesloten.

Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen over de leningen en de verkoopopbrengsten. Het hof nam geen kennis van producties die in de Spaanse taal waren ingediend zonder vertaling in het Nederlands, en oordeelde dat de vrouw vrijelijk over de opbrengst van de Toyota had kunnen beschikken. De vrouw had ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een lening van haar zuster had ontvangen voor ziekenhuisopname, en de kosten waren al betaald voordat de mini bussen waren verkocht.

In het incidentele hoger beroep van de man werd gesteld dat de vrouw eigenaar was van onroerende zaken in het buitenland. Het hof oordeelde dat de man de bewijslast droeg voor zijn stelling en dat de vrouw aannemelijk had gemaakt dat de onroerende zaken voor haar dochter waren gekocht. Het hof bevestigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak vond plaats op 16 april 2003.

Uitspraak

Uitspraak : 16 april 2003
Rolnummer : 01/501
Rol.nr rb. : 99/2442
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
A r r e s t
in de zaak van:
[belanghebbende]
wonende te 's - Gravenhage,
appellante, tevens incidenteel geïntimeerde
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. A.H. van Haga,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te 's - Gravenhage,
geïntimeerde, tevens incidenteel appellant,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. F.W. Hoff.
HET GEDING
Bij exploot van 24 april 2001 is de vrouw in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 18 oktober 2000 en 24 januari 2001 onder rolnummer 99/2442, door de recht-bank te 's-Gravenhage tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de be-stre-den vonnissen heeft ver-meld.
Bij memorie van grieven (met producties) heeft de vrouw 5 grie-ven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord (met producties) heeft de man de grie-ven bestreden. Tevens heeft hij incidenteel hoger beroep ingesteld onder aanvoering van 5 grieven.
Bij memorie van antwoord in het incidentele hoger beroep heeft de vrouw de grieven bestreden.
De partijen heb-ben hun procesdossier aan het hof over-ge-legd en arrest gevraagd.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
1. Tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld in de bestreden vonnissen van 18 oktober 2000 en 24 januari 2001 is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.
2. In appèl is aan de orde het geschil dat partijen hebben inzake de verdeling van de goederen die zich bevinden in de [land]. Tussen partijen staat vast dat door de vrouw drie auto's zijn verkocht, die zich bevonden in de [land]. De opbrengst van deze auto 's was 200.000 [valuta]. In grief 1 stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte aan haar stelling is voorbij gegaan dat zij uit de opbrengst van de auto's diverse leningen heeft afgelost en in grief 2 dat de rechtbank ten onrechte de volledige opbrengst van de verkoop van de auto's ad 200.000 [valuta] zonder verrekening van de leningen in scheiding en deling heeft gebracht. Het hof neemt geen kennis van in het geding gebrachte producties die in de Spaanse taal zijn gesteld, en niet zijn vertaald in het Nederlands. Een goede procesorde brengt met zich mede dat de schriftelijke stukken, inclusief de producties waarop een partij zich beroept, in de Nederlandse taal zijn gesteld. Indien een partij ervan afziet om een in de Spaanse taal gesteld stuk te vertalen, komt dit voor zijn of haar risico. De vrouw heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat zij de Toyota - november 1997 - heeft gefinancierd met een lening - 80.000 [valuta] - bij de verkoper. De vrouw heeft niet in het geding gebracht de overeenkomst van geldlening, noch heeft de vrouw gesteld onder welke financiële condities zij de geldlening is aangegaan. In de conclusie van repliek van de man - punt 21 - stelt hij dat de Toyota is gekocht met de opbrengst van een minibus en een bijdrage van de man van ƒ6.500,-. De vrouw heeft deze stelling niet weersproken. Bij conclusie van antwoord stelt de vrouw - punt 20 - dat de Toyota op 30 juni 1998 is verkocht en dat met de opbrengst van de Toyota - 80.000 [valuta] - de lening van de verkoper - 80.000 [valuta] - is afgelost. In haar memorie van antwoord in het incidenteel appèl, stelt de vrouw dat de Toyota op 20 januari 1998 is verkocht, ter onderbouwing van haar stelling brengt de vrouw een niet vertaald stuk in het geding. Gezien hetgeen hof hiervoor reeds heeft overwogen, neemt het hof geen kennis van dit stuk. Het hof acht de stelling van de vrouw niet aannemelijk, dat zij de Toyota heeft aangekocht met een geldlening, en dat zij uit de verkoopopbrengst van de Toyota de gepretendeerde geldlening heeft afgelost. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de vrouw vrijelijk over de opbrengst van de Toyota heeft kunnen beschikken.
Voorts stelt de vrouw dat zij 31.200 [valuta] van haar zuster heeft geleend voor de betaling van een ziekenhuisopname. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij het bedrag van 32.000 [valuta] van haar zuster heeft geleend. De ziekenhuiskosten zijn betaald op 18 februari 1998. De mini bussen zijn verkocht volgens de vrouw op 17 augustus 1998 en 7 september 1998 - punt 19 conclusie van antwoord - uit deze opbrengst kan de ziekenhuisrekening niet zijn voldaan.
Op grond van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de vrouw over de volledige opbrengst heeft beschikt van de Toyota en de twee mini bussen in totaal. De grieven 1 en 2 treffen geen doel.
3. Gezien het hof onder 2 heeft overwogen behoeven de grieven 3, 4 en 5 geen verdere bespreking aangezien deze niet tot een ander oordeel zullen leiden.
4. In het incidentele appèl heeft de man 5 grieven geformuleerd. Deze grieven hebben betrekking op onroerende zaken die gel[nationaliteit]n de [land]. Krachtens Nederlands Internationaal Privaatrecht worden de rechten betrekking hebbend op onroerende [plaats]gen. In casu zijn de in geschil zijnde onroerende zaken gelegen te [plaats], beide in de [land]. Voor de vraag wie eigenaar is van een onroerende zaak dient uitgegaan te worden van het [nationaliteit] recht. Als rechtens vaststaat dat aan de zijde van de vrouw onroerende zaken in de huwelijksgemeenschap zijn gevallen, behoren deze in de verdeling te worden betrokken. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat nu de man stelt dat de vrouw de hiervoor genoemde onroerende zaken in eigendom heeft, hetgeen door de vrouw wordt ontkend, op de man de bewijslast van zijn stelling rust.
5. In grief 1 stelt de man dat de rechtbank ten onrechte niet uit de door de man overgelegde documenten heeft vastgesteld dat de vrouw eigenaresse is van de onroerende zaak staande en gelegen te [plaats]. Het hof acht de stelling van de vrouw aannemelijk - mede bezien de inhoud van de getuigen verklaring zoals opgenomen in productie 3 bij de conclusie van dupliek van de vrouw - dat de vrouw de onroerende zaak staande en gelegen te [plaats] voor en namens haar dochter heeft gekocht. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat deze onroerende zaak niet behoort tot de huwelijksgoederengemeenschap van de man en de vrouw. De man heeft naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt dat de verklaringen die de vrouw terzake haar stelling in het geding heeft gebracht, valselijk zijn opgemaakt. Grief 1 inzake het incidentele appèl treft geen doel.
6. In grief 2 stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw slechts voor eenderde gedeelte eigenaar is van de onroerende zaak staande en gelegen te Las Carreras esquina Calla Cuba, Buenos Aires de Herera, Santa Dominigo. Tevens kan de man zich niet verenigen met het bedrag waarvoor de rechtbank de onroerende zaak in de verdeling heeft betrokken. Het hof acht - mede op basis van de verklaring van Dr Felipe Santana cordero dd 31 augustus 1999 productie 2 conclusie van antwoord - het aannemelijk dat de vrouw voor slechts eenderde gedeelte gerechtigd is in de hiervoor genoemde zaak. De man heeft naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt dat de verklaring van de advocaat / notaris onjuist is. Mede bezien de door de vrouw in het geding gebrachte foto 's is het hof van oordeel dat de rechtbank bij de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak van een redelijke prijs is uitgegaan. Het hof acht het aannemelijk dat de onroerende zaak in een achterstandswijk is gelegen en acht het bewezen dat de onroerende zaak zich in een slechte bouwkundige staat bevindt. Grief 2 treft geen doel.
7. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeven de overige incidentele grieven geen verdere bespreking aangezien deze niet tot een ander oordeel aanleiding zullen geven.
8. Het bovenstaande brengt mee dat de bestreden von-nissen moeten worden be-krach-tigd.
9. Gezien het feit dat partijen ex echtgenoten zijn acht het hof het redelijk om de kosten van de procedure in hoger beroep te compenseren.
BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank te 's - Gravenhage tussen de partijen op 18 oktober 2000 en 24 januari 2001 gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat de partijen ieder de eigen kosten dragen;
Dit arrest is gewezen door mrs. van den Wildenberg, Kok en Labohm en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.