4. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de verdeling van een tussen partijen bestaande gemeenschap heeft vastgesteld conform sub 16 en 17 van het lichaam van de inleidende dagvaarding. Tevens heeft de man in zijn toelichting op grief 2 zijn eis geformuleerd inzake de vordering die hij op de vrouw heeft alsmede de wijze van verdeling van het appartementsrecht. Het hof zal op het vorenstaande puntsgewijs ingaan.
a). Gezien hetgeen het hof onder punt drie heeft overwogen, is de vrouw gerechtigd tot één tiende gedeelte van het appartementsrecht aan de [adres]. Het hof is van oordeel dat de redelijkheid in deze met zich mede brengt dat het aandeel van de vrouw in het appartementsrecht aan de man dient te worden toebedeeld. Uit de gewisselde stukken volgt dat partijen geen overeenstemming hebben over de waarde van het aandeel in het appartementsrecht. Het hof is van oordeel dat voor de waarde van het appartementsrecht dient te worden uitgegaan van de waarde van het appartementsrecht in het vrije economische verkeer op het moment van de verdeling dan wel een moment dat zo dicht mogelijk is gelegen bij de verdeling. De vrouw heeft aanspraak op één tiende gedeelte van de waarde bij toedeling van haar aandeel in het appartementsrecht aan de man. Gezien het feit dat partijen geen overeenstemming hebben over de waarde dienen partijen zich bij akte uit te laten of het appartementsrecht door één of drie taxateurs moet worden getaxeerd en of zij overeenstemming kunnen bereiken over de te benoemen taxateurs.
b) De man stelt dat de vrouw ten onrechte heeft gesteld dat hij de koopsom betreffende het aandeel in het appartementsrecht aan de [adres] heeft betaald van gelden die aan partijen gemeenschappelijk toekomen. Uit de tussen partijen gewisselde stukken volgt dat op 29 september 1997 door partijen eveneens een appartementsrecht is aangekocht te [adres]. Door de man wordt gesteld dat hij - bij de aankoop van het appartementsrecht aan het [adres] - in hetzelfde appartementsgebouw in privé twee parkeerplaatsen heeft gekocht, en hij uitsluitend gerechtigd is in de opbrengst van die parkeerplaatsen. Door de vrouw is gesteld dat bij de aankoop van het appartementsrecht aan het [adres] tevens was inbegrepen één parkeerplaats. Op grond van ondermeer de door de vrouw in het geding gebrachte koop/aannemingsovereenkomst acht het hof het aannemelijk dat bij de aankoop van het appartementsrecht was inbegrepen één parkeerplaats. Voorts volgt uit de akte van levering van 5 mei 1999, waarbij de man en de vrouw het appartementsrecht aan drs. W Geijtenbeek leveren, dat deze levering geschiedt inclusief één garageplek. Het hof is derhalve van oordeel dat de overwaarde - verkoopprijs huis ƒ 293.764,87 plus verkoopopbrengst garage ƒ 30.000,- minus aftrek van de hypothecaire geldlening ƒ124.500,- - ƒ 199.264,87 aan beide partijen toekomt. Tussen partijen dient echter te worden vastgesteld voor welk gedeelte zij gerechtigd zijn in de overwaarde rekening houdend met de gelden die zij uit privé middelen hebben betaald bij de aankoop van het appartementsrecht aan het [adres]. Het hof acht het aannemelijk dat de man zijn aandeel in laatst genoemd appartementsrecht heeft gefinancierd uit eigen middelen. De man heeft gesteld - hetgeen door de vrouw niet is weersproken - dat hij zijn aandeel in het appartementsrecht ad ƒ 124.500,- - heeft aangekocht uit privé middelen. Naar het oordeel van het hof is de man gerechtigd in de overwaarde voor een bedrag van ƒ 124.500,- ( privé middelen van de man ) te vermeerderen met de helft van ( ƒ 199.264,87 - ƒ 124.500,- ) ƒ 37.382.44 ) is ƒ 161.882,44 en de vrouw is gerechtigd in de overwaarde voor ƒ 37.382,43.
c) De man stelt dat hij in 1996, 1997 en 1998 aan de vrouw telkens ƒ 10.000,- heeft betaald voor de opbouw van pensioenrechten. De man acht het redelijk dat deze bedragen door de vrouw aan hem worden terug betaald. De vrouw stelt zich op het standpunt dat nu de man de betaling niet heeft aangetoond, het ervoor moet worden gehouden dat de man de bedragen niet heeft voldaan. Voorts stelt de vrouw dat als in rechte komt vast te staan dat de man de bedragen heeft betaald, hij zich hiertoe moreel verplicht voelde. Het hof is van oordeel dat de man bij akte in de gelegenheid moet worden gesteld om stukken in het geding te brengen waaruit kan worden afgeleid of hij de bedragen al dan niet heeft betaald. Voorts dient de man zich uit te laten onder welke voorwaarden hij de gelden aan de vrouw heeft betaald. Bij akte dient de vrouw hierop te reageren.
d). De man stelt dat hij de aankoopsom van een BMW 735 i heeft betaald, echter de betreffende auto is op naam gesteld van de vrouw. Voor de vraag wie eigenaar is van de BMW is relevant aan wie de auto is geleverd. Gezien het feit dat de auto op naam staat van de vrouw bestaat er een vermoeden dat zij de eigenaresse is. Voorts stelt de man dat de auto - naar het hof aanneemt op of omstreeks eind 1999 - een waarde had van ƒ 12.500,-. De vrouw heeft niet ontkend dat de auto door de man is betaald. Beoordeeld dient te worden welk bedrag de man van de vrouw te vorderen heeft terzake de betaling van de auto. De man dient bij akte bewijsmiddelen in het geding te brengen dat hij de auto heeft betaald. Uit de stelling van de man leidt het hof af dat hij terzake de gelden die hij gefourneerd heeft voor de BMW de betaling beperkt tot het bedrag ƒ 12.500,-. De vrouw dient bij akte te reageren op het vorenstaande.
e). De man stelt dat de vrouw inboedel zaken heeft meegenomen bestaande uit; de inventaris van de studeerkamer van de man conform productie 14 van de memorie van antwoord, 100 cd 's, een meubel, een stoel en bekabeling van de cd speler. De vrouw heeft gesteld dat zij alleen die goederen heeft meegenomen die haar eigendom zijn en dat zij aan de man heeft teruggegeven de eigendommen die zij van hem had meegenomen. Het hof is van oordeel dat de man bij akte, doormiddel van aankoopbewijzen en betaalbewijzen dient aan te tonen dat hij eigenaar is van de betreffende goederen, voorts dient hij aan te geven op welke wijze hij kan bewijzen dat de vrouw de betreffende goederen heeft meegenomen. De vrouw dient bij akte hierop te reageren.
f). De man stelt dat de vrouw braakschade heeft veroorzaakt. Door de vrouw is niet ontkend dat zij zich de toegang tot het appartement heeft verschaft. De man dient bij akte bewijsmiddelen in het geding te brengen waaruit volgt de door hem gestelde schade van ƒ 760,-. De vrouw dient hierop bij akte te reageren.
g). De man stelt dat de vrouw zijn administratie, correspondentie, al diens op floppy disk opgeslagen documenten, alsmede de op cd - roms aanwezige software heeft meegenomen. Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende nauwkeurig heeft aangegeven over welke zaken het exact gaat. Deze vordering dient als onvoldoende gespecificeerd te worden af gewezen.
Gezien hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen treft de tweede grief van de man doel dat de rechtbank de door de vrouw gevorderde verdeling onjuist heeft vastgesteld.