parketnummer 1006001302
datum uitspraak 5 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 29 augustus 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 augustus 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht -met eenparigheid van stemmen- wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Nadere bewijsoverweging
Bij zijn oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, zeker in hun onderlinge samenhang bezien, genoegzaam kan worden afgeleid dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, overweegt het hof nog als volgt.
Aannemelijk is geworden dat de verdachte geweld op de hals van het slachtoffer heeft uitgeoefend nadat het slachtoffer van zijn werk was thuisgekomen en voordat de verdachte in café de 'Mauritsbar' was aangekomen. Hoewel het hier potentieel dodelijk letsel betrof, heeft het geweld -gelet op de door de patholoog geconstateerde opruimreactie- niet tot de dood geleid, maar waarschijnlijk is het slachtoffer als gevolg daarvan wel buiten bewustzijn geraakt. Of het slachtoffer op dit moment tevens niet-dodelijke slagen tegen het hoofd heeft gehad laat het hof in het midden.
Gelet op het tijdstip van vaststelling dat de lijkstijfheid aan het intreden is, is voorts aannemelijk geworden dat de slagen op/tegen het hoofd die de dood hebben doen intreden, op een moment na 3:30 uur hebben plaatsgevonden.
Het valt niet uit te sluiten dat de verdachte die voor zijn doen veel geld bij zich had in de 'Mauritsbar' -waaronder geld in bundeltjes-, zich geld van het slachtoffer heeft toegeëigend door met behulp van de sleutels van het slachtoffer geld uit de kluis -zich bevindende in de slaapkamer op de tweede etage- weg te nemen, waarna hij zijn sporen in en rond de slaapkamer heeft uitgewist.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
9. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr Renckens heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, met onttrekking aan het verkeer van de asbak vermeld op de Lijst inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, waarbij hij op gruwelijke wijze zijn huisgenoot in diens woning van het leven heeft beroofd door deze met een glazen asbak op/tegen het hoofd te slaan.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan één van de meest ernstige delicten die ons strafrecht kent. De achterblijvende familieleden hebben op afschuwelijke wijze hun dierbare verloren. Een delict als het onderhavige draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt daarnaast angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof acht het handelen van verdachte des te verwerpelijker, nu verdachte juist door zijn slachtoffer zeer goed behandeld is. Het slachtoffer heeft verdachte immers geruime tijd opvang en onderdak geboden, en geheel in zijn levensonderhoud voorzien.
Betreffende de verdachte is een Vroeghulp interventierapport, een rapportage van de Forensisch Psychiatrische Dienst en een psychologisch rapport uitgebracht door respectievelijk J.M. de Visser, Reclasseringswerker (d.d. 12 februari 2002), R.A. van der Pol, forensisch psychiater (d.d. 6 maart 2002) en H.S.M. Weber, psycholoog (d.d. 3 mei 2002).
De Visser merkt -zakelijk weergegeven- op dat de vlakheid in stemtoon, spreken en gebaar van de verdachte tijdens het gesprek opvallend was, omdat deze niet congruent was aan het spreken over zijn ernstige problematiek. Ook in het onderzoek door Van der Pol is deze vlakheid zichtbaar. Van der Pol concludeert -zakelijk weergegeven- dat de verdachte een niet-psychiatrisch zieke, gemiddeld intelligente man is, bij wie het geheugen redelijk lijkt te functioneren.
Het hof neemt de conclusies van de rapporten over en maakt die tot de zijne.
Verdachte is eerder terzake van het plegen van strafbare feiten met justitie in aanraking geweest.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een asbak, vermeld op de Lijst inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan een kopie aan dit arrest is gevoegd, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
12. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van € 10.000,00.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op de beslissing die terzake van de vordering van de benadeelde partij zal worden gegeven zal het hof bepalen, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VEERTIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de asbak vermeld op de Lijst inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Verklaart de benadeelde partij, [naam], niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de benadeelde partij en de verdachte ieder in hun eigen kosten.
Dit arrest is gewezen door mrs Van der Putten-Göbbels, Kramer en Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr Couvret.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 september 2003.