ECLI:NL:GHSGR:2003:AK4566

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK-02/01886
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Schuurman
  • M. Holdert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen leges voor bouwvergunning en legesplichtige status

Op 25 juni 2003 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door de Inspecteur. De zaak betreft een beroep tegen de leges die zijn gevorderd voor de aanvraag van een bouwvergunning uit 1999. De belanghebbende, X B.V., heeft betoogd dat zij niet de legesplichtige is volgens de relevante verordening. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2003 is de Inspecteur vertegenwoordigd door mr. A, B en C, terwijl X B.V. niet aanwezig was.

Het Hof heeft vastgesteld dat de legesplichtige volgens de verordening de aanvrager van de dienst is. De Inspecteur heeft aangevoerd dat X B.V. de aanvrager van de bouwvergunning is geweest, wat door de belanghebbende werd betwist. Het Hof heeft de documenten bekeken, waaronder de aanvraag voor de bouwvergunning en het aangiftebiljet, en geconcludeerd dat X B.V. niet de aanvrager was. Het Hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat X B.V. als legesplichtige kan worden aangemerkt.

De uitspraak van het Hof is dat het beroep gegrond is, de eerdere uitspraak wordt vernietigd en de gemeente Rotterdam wordt gelast het griffierecht van € 218 aan X B.V. te vergoeden. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke uitspraak ter vervanging van de mondelinge uitspraak. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien er geen kosten zijn gemaakt door de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de vaststelling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
zevende enkelvoudige belastingkamer
25 juni 2003
nummer BK-02/01886
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente Rotterdam (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen het van haar gevorderde bedrag aan leges over het jaar 1999.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 11 juni 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen mr. A, B en C namens de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen.
Beslissing
Het Gerechtshof
– verklaart het beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede het gevorderde bedrag aan leges, en
– gelast de gemeente Rotterdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 218 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Belanghebbende heeft zich ter bestrijding van het gevorderde legesbedrag onder meer op het standpunt gesteld dat zij niet de legesplichtige is in de zin van de Verordening.
2. In artikel 2 van de Verordening is als legesplichtige aangewezen de aanvrager van de dienst dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend.
3. De Inspecteur heeft tegenover het voormelde standpunt van belanghebbende aangevoerd dat belanghebbende de aanvrager van de bouwvergunning is geweest, dat zulks in het bezwaar- en beroepschrift ook is erkend en dat belanghebbende op het aangiftebiljet als legesplichtige wordt aangemerkt.
4. De tot de gedingstukken behorende aanvraag voor de bouwvergunning, ter zake waarvan de onderhavige leges zijn gevorderd, vermeldt onder 2 als aanvrager Exploitatiemaatschappij E B.V. te P, onder 3 als gemachtigde F B.V. te R en onder 5, sub d, als degene aan wie de aanslag bouwleges moet worden gestuurd Exploitatiemaatschappij E B.V. te P.
5. Het eveneens tot de gedingstukken behorende aangiftebiljet vermeldt in de aanhef als legesplichtige "X groep H" te Amsterdam. Onder vraag 1a, luidende "Indien naam en/of adres hierboven onjuist zijn, dan gelieve s.v.p. hiernaast de juiste gegevens in te vullen:", is ingevuld "Maatschap H, H, J".
6. In het licht van de onder 4 en 5 vermelde omstandigheden acht het Hof niet aannemelijk gemaakt dat de bouwvergunning door belanghebbende is aangevraagd. Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift en het beroepschrift deelt het Hof evenmin de mening van de Inspecteur dat belanghebbende daarin heeft erkend dat zij de aanvrager is geweest.
7. Nu voor het overige geen feiten zijn gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat belanghebbende is aan te merken als legesplichtige in de zin van artikel 2 van de Verordening, slaagt het onder 1 weergegeven standpunt van belanghebbende. Het gevorderde bedrag aan leges moet derhalve worden vernietigd.
8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld op 25 juni 2003 door mr. Schuurman en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Holdert.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.