ECLI:NL:GHSGR:2003:AL3152

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
341-R02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Gerretsen-Visser
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling geboortegegevens en wijziging geslachtsnaam in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de geboortegegevens van een kind en de wijziging van de geslachtsnaam. De verzoekster, een vrouw, had eerder bij de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om de geboortegegevens van haar dochter vast te stellen, omdat deze op de Canadese geboorteakte onjuist waren vermeld. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarna de vrouw in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2002 werd de vrouw bijgestaan door haar advocaat, terwijl de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag in persoon aanwezig was. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de advocaat-generaal.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw in Canada was bevallen en dat de Canadese geboorteakte niet overeenkwam met de gegevens die in Nederland geregistreerd stonden. De vrouw stelde dat zij de biologische moeder was van het kind en had DNA-onderzoek laten uitvoeren om dit te bewijzen. Het hof oordeelde dat, hoewel het DNA-onderzoek aantoont dat er biologische verwantschap is, de vrouw niet kon aantonen dat zij dezelfde persoon was als de op de Canadese akte vermelde moeder. Het hof concludeerde dat er weliswaar een geboorteakte was, maar dat deze niet overeenkomstig de plaatselijke voorschriften was opgemaakt, waardoor de verzoeken van de vrouw niet konden worden ingewilligd.

Uiteindelijk verklaarde het hof zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de geslachtsnaam en bekrachtigde de bestreden beschikking van de rechtbank. De vrouw had geen recht op de door haar gewenste wijziging van de geslachtsnaam van haar dochter, en het hof wees het meer of anders verzochte af. Deze beslissing werd genomen door de rechters A. Dusamos, M. Gerretsen-Visser en J. van Montfoort, met mr. Martens als griffier.

Uitspraak

Uitspraak : 17 september 2003
Rekestnummer : 341-R-02
Rekestnr. rechtbank : 01-2953
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[ei[achternaam]]
wonende te Gouda,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. W.S.A.H. Croes.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente DEN HAAG,
zetelend te Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
in persoon vertegenwoordigd door de heer R.D.F.M. Lambooy,
hierna te noemen: de ambtenaar.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 24 mei 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 25 februari 2002.
Van de zijde van de vrouw zijn op 23 oktober 2002 bij het hof aanvullende stukken ingekomen.
Op 30 oktober 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. De Vries, en de ambtenaar. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door de advocaat-generaal mr. J.P. Wittop Koning, heeft mondeling geconcludeerd. Na sluiting van de behandeling heeft het hof de zaak pro forma aangehouden, teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen middels DNA-onderzoek aan te tonen dat zij de biologische moeder is van het kind. Tevens zijn partijen in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te verstrekken.
Van de zijde van de vrouw zijn op 27 januari 2003 bij het hof aanvullende stukken ingekomen, waaronder een rapport van het Forensisch Laboratorium voor DNA onderzoek, gedateerd 17 december 2002, en waarbij de vrouw tevens heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
Van de zijde van de ambtenaar zijn op 16 januari 2003 bij het hof aanvullende stukken ingekomen. Bij brief, ingekomen bij het hof op 6 februari 2003, heeft de ambtenaar laten weten geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om de zaak thans af te doen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - het volgende vast.
De vrouw is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en zij woont sinds 5 februari 1993 in Nederland. Bij koninklijk besluit van 8 september 1998 is aan de vrouw het Nederlanderschap verleend en is tevens bepaald dat de geslachtsnaam van de vrouw, die voordien luidde: [[achternaam], wordt vastgesteld als [achternaam], en dat haar voornaam wordt vastgesteld als '[voornaam]
Op [geboortedatum] is geboren te [gebo[kind]laats], [kind], hierna te noemen: [kind]. De Canadese geboorteakte van [kind] vermeldt als meisjesnaam van de moeder [naam] en als geboorteplaats van de moeder Somalië.
Op 26 april 2001 heeft de vrouw de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht de geboortegegevens van [kind] vast te stellen, zodat:
a) als moeder van [kind] wordt vastgesteld: [achternaam]];
b) als geslachtsnaam van [kind] wordt vastgesteld [achternaam], met als voornamen [kind] [kind]
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen.
BEOORDELING
1. In geschil is de vaststelling van de geboortegegevens van [kind].
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen - uitvoerbaar bij voorraad -
- dat de voor het opmaken van de geboorteakte van [kind] noodzakelijke gegevens worden vastgesteld als [kind] [naam] [achternaam], geboren op [geboortedatum] te Surrey, (Canada), dochter van [ei[achternaam]] dan wel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage wordt gelast de Canadese geboorteakte verbeterd in te schrijven, dan wel dat de geslachtsnaam van de minderjarige wordt vastgesteld als [achternaam], met als voornamen [kind] [naam];
- dat als moeder van [kind] wordt vastgesteld: [ei[achternaam]] dan wel dat een verklaring voor recht wordt gegeven dat de vrouw de (natuurlijke) moeder van [kind] is, c.q. dat [kind] afstammeling is van de vrouw;
- althans zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
De ambtenaar bestrijdt haar beroep.
3. De vrouw stelt dat zij eind 1998 naar Canada is vertrokken en aldaar is opgenomen in de asielprocedure, waarbij zij haar Nederlandse nationaliteit heeft verzwegen en valse personalia heeft opgegeven om in Canada te kunnen blijven. Op [geboortedatum] is zij in Canada bevallen van [kind] en zij zag zich door haar eerdere leugen gedwongen ook voor [kind] valse personalia op te geven, zodat op [kind]'s Canadese geboorteakte onjuiste namen zijn komen te staan. Terug in Nederland wilde zij dat in de registers van de burgerlijke stand een geboorteakte van [kind] zou worden opgenomen die de juiste gegevens vermeldt. [kind] heeft er immers recht op en belang bij dat haar naam en die van haar moeder correct zijn geregistreerd, zodat [kind] weet van wie zij afstamt en wie haar moeder is, aldus de vrouw. De ambtenaar heeft echter geweigerd een geboorteakte van [kind] in de registers op te nemen. De vrouw zegt in het dagelijks leven veel hinder te ondervinden van het feit dat [kind] niet als haar dochter staat geregistreerd, onder meer voor wat betreft de kinderbijslag en de ziektekosten. De vrouw meent voorts dat het bestaan van de Canadese geboorteakte er niet aan in de weg mag staan dat wordt overgegaan tot het vaststellen van voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens, nu zij met [kind] in Nederland woont, met Nederland de meeste aanknopingspunten heeft en het onmogelijk dan wel uiterst belastend zal zijn om een verzoek tot wijziging van de gegevens bij de Canadese autoriteiten te doen. De vrouw meent dat zij met het DNA-onderzoek in ieder geval genoegzaam heeft aangetoond dat [kind] haar dochter is.
4. De ambtenaar wil geen geboorteakte van [kind] in de registers van de burgerlijke stand opnemen, omdat hij twijfelt aan de door de vrouw gestelde toedracht en hij wijst erop dat zij vele vragen onbeantwoord laat. Zo vraagt de ambtenaar zich af hoe het kan dat uit informatie uit het GBA blijkt dat de vrouw naar Kenya zou zijn vertrokken, terwijl zij nu stelt naar Canada te zijn gegaan. Er zijn geen bewijsstukken van de asielprocedure overgelegd en ook geen stukken van artsen of verloskundigen in Canada. De vrouw zegt dat ze naar haar zus in Canada is gegaan, maar over die zus is verder niets bekend. De eerste naam van de vrouw in de Canadese geboorteakte wijkt geheel af van de eerste naam zoals vastgesteld bij de naturalisatie en van de naam zoals deze daarvoor was geregistreerd. De vrouw stelt dat de vader van de kinderen telkens dezelfde is, maar waarom wijkt de naam van [kind] dan af van de naam van de andere kinderen van de vrouw? De ambtenaar komt tot de conclusie dat er twijfels zijn over het Canadese document en dat het onzeker is of de vrouw de op het Canadese document vermelde moeder is. Met het DNA-onderzoek is weliswaar genoegzaam aangetoond dat er biologische verwantschap bestaat tussen de vrouw en [kind], maar staat nog steeds niet vast dat de vrouw dezelfde is als de op de Canadese akte vermelde moeder, aldus de ambtenaar.
5. Het hof overweegt het volgende. De vrouw verzoekt ten eerste de geboortegegevens van [kind] vast te stellen. Weliswaar biedt de wet in artikel 1:25c BW deze mogelijkheid, maar alleen indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen geboorteakte (overeenkomstig de plaatselijke voorschriften) is opgemaakt of kan worden overgelegd. Nu er in casu wel een geboorteakte is, waarvan is gesteld noch gebleken dat deze niet overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt, kunnen naar het oordeel van het hof de geboortegegevens niet overeenkomstig artikel 1:25c BW worden vastgesteld. Ten tweede verzoekt de vrouw de ambtenaar te gelasten de Canadese geboorteakte van [kind] in te schrijven met verbetering van de gegevens. Ingevolge artikel 1:25 lid 7 BW is het mogelijk kennelijke misslagen of schrijf- of spelfouten in de in te schrijven buitenlandse akte te verbeteren. De op de Canadese geboorteakte vermelde geslachtsnaam van [kind] en de daarop vermelde gegevens van de moeder zijn - zo begrijpt het hof uit het relaas van de vrouw - de gegevens zoals zij die zelf bij de aangifte van de geboorte aan de autoriteiten heeft verstrekt, zodat er naar het oordeel van het hof geen sprake is van een kennelijke misslag of een schrijf- of spelfout en ook dit artikel niet kan worden toegepast om tot het door de vrouw gewenste resultaat te komen. Ten derde verzoekt de vrouw dat de geslachtsnaam van [kind] wordt vastgesteld als [achternaam] en haar voornamen als [kind] [kind] Gelet echter op artikel 1:7 BW moet een verzoek tot het wijzigen van de geslachtsnaam niet tot het hof worden gericht, maar kan slechts bij Koninklijk Besluit daarover worden beslist, zodat het hof onbevoegd is om van het verzoek van de vrouw kennis te nemen. Ten overvloede merkt het hof op dat uit het inmiddels verrichtte DNA-onderzoek is gebleken dat het voor meer dan 99,99% zeker is dat de vrouw de biologische moeder is van [kind].
6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
Het hof:
verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de geslachtsnaam;
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Gerretsen-Visser en Van Montfoort, bijge-staan door mr. Martens als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 17 september 2003.
De griffier is buiten staat deze
beschikking mede te ondertekenen.