ECLI:NL:GHSGR:2003:AL6352
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Labohm
- A. Stille
- J. Kok
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van vader in verzoek tot uithuisplaatsing en de consequenties in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de vader in zijn verzoek tot uithuisplaatsing van zijn minderjarige kinderen. De vader had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, die op 25 februari 2003 had besloten om het verzoek van Jeugdzorg tot uithuisplaatsing van de kinderen af te wijzen. De vader, bijgestaan door zijn raadsman, verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een machtiging te verlenen voor uithuisplaatsing van de kinderen bij hem. De moeder van de kinderen, die ook ter zitting aanwezig was, verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
Het hof heeft vastgesteld dat Jeugdzorg niet in hoger beroep was gekomen van de bestreden beschikking en dat de vader, als belanghebbende in de eerste aanleg, ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Echter, het hof oordeelde dat het verzoek van de vader op dezelfde grond moest worden afgewezen, omdat de machtiging tot uithuisplaatsing alleen kan worden verleend op verzoek van de gezinsvoogdij-instelling, de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. Het hof merkte op dat Jeugdzorg, indien het FORA-rapport aanleiding geeft, mogelijk een nieuw verzoek tot uithuisplaatsing zal indienen bij de kinderrechter.
De beslissing van het hof was dat het verzoek van de vader tot het verlenen van een machtiging om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen werd afgewezen. Deze uitspraak werd gedaan door de rechters M. Labohm, A. Stille en J. Kok, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.